Toen in Duitschland het ultramontanisme krachtige propaganda maakte, hadden vooral de Protestantsche gemeenten, die temidden van een overwegend Roomsche omgeving woonden, het zwaar te verantwoorden. De kracht om staande te blijven bleek vaak gering.
Er diende iets voor deze gemeenten gedaan te worden. Enkele personen, zooals de Neurenberger koopman Joh.
Tob. Kieszling, ondersteunden met stoffelijke en geestelijke middelen, maar dat was niet voldoende.
In 1832 ontstond de Gustaaf-Adolf-Vereeniging. Het was het jaar, waarin men herdacht, hoe voor twee eeuwen Gustaaf Adolf als redder optrad van het Protestantisme in Duitschland.
Het eerst kwam de gedachte, om verdrukte geloofsgenooten in de verstrooiing te hulp te komen, op bij den superintendent Dr Ch. G.
L. Groszmann (✝ 1857).
Onder zijn leiding ontstond een Vereeniging.
Gelijktijdig ontstond te Dresden een Vereeniging met hetzelfde doel.
Daarvan was voorzitter Dr J. E.
R. Kâuffer.
In 1834 smolten deze Vereenigingen samen en de ontworpen statuten werden koninklijk goedgekeurd. Met het bestaan dezer Vereeniging was nog onbekend de hofprediker Dr K.
Zimmermann (✝ 1877) in Darmstadt. Deze richtte een Aufruf an die protestantische Welt, waarin hij wees op den treurigen toestand der Protestanten, die temidden van een overwegend Roomsche bevolking woonden en waarin hij opriep tot het stichten eener Vereeniging tot hun ondersteuning.
Het woord van Zimmermann vond weerklank en in September 1842 had een samenkomst plaats te Leipzig. Daar verbond men zich met de reeds bestaande Vereenigingen onder den naam Evangelische Vereeniging der Gustaaf Adolf-Stichting.
Er kwam een organisatie tot stand, die zich over geheel Duitschland uitstrekte.
De Vereeniging begon te bloeien.
In Beieren werd haar eerst verboden te arbeiden (10 Februari 1844), maar dat duurde slechts tot 15 September 1849. Anders ontmoette de Vereeniging veel sympathie.
Keizer Wilhelm I woonde in Potsdam in 1875 zelfs de algemeene vergadering bij. De Vereeniging stond op grond harer statuten in de kerk boven de partijen.
Sommigen vonden haar echter nog te kerkelijk, en anderen waren van oordeel, dat zij te weinig confessioneel was. In 1898 had zij 33094009,74 Mark besteed voor haar doel. 4518 gemeenten waren door haar gesteund. 1972 kerken, bedehuizen, torens, 882 scholen, 768 pastoriën en 568 huizen voor „Konfirmanden” waren door haar gebouwd.In 1853 werd ook een Nederlandsche Gustaaf Adolf-Vereeniging opgericht. (In hetzelfde jaar richtte Elout van Soeterwoude met Dr Capodose de Nederlandsche Evangelische Protestantsche Vereeniging te ’s-Gravenhage op). Zij arbeidde zelfstandig, maar overigens in goede correspondentie met de Duitsche vereeniging. Zij beoogde hetzelfde doel. Haar inkomsten bedroegen in 1900 nog f 28675,33. Verschillende gemeenten (166) waarvan 30 in Nederland werden door haar gesteund. Zij is evenmin als de Duitsche Vereeniging confessioneel.
De grondslag, waarop zij staat is niet positief. Vandaar dat de orthodoxen haar weinig steunden.