In 1836 scheidde Goszner zich af van het „Berliner Missions Geselschaft”, omdat men in dat genootschap (althans volgens hem) te weinig vertrouwde op de macht van het gebed en de onmiddellijke leiding Gods. Men hield zich teveel met allerlei werk bezig, dat niet noodig was.
In het zendingshuis werd hem teveel gestudeerd en in bestuur teveel geregeerd. Hij wilde geen nieuw genootschap oprichten, maar liever zich van verderen arbeid op het gebied der zending onthouden.
In December 1836 verzochten hem echter acht jonge arbeiders, of hij hen helpen wilde, opdat zij ergens in de heidenwereld den Heere zouden kunnen dienen. Goszner verblijdde zich over dat verzoek.
In 1837 meldde zich ook een candidaat in de theologie aan voor het werk der zending. Reeds in Juli 1837 werden de eerste missionarissen door Goszner uitgezonden.
Wat was het eigenaardige van deze zending? De missionarissen behoefden niet eerst veel te studeeren. Als zij God maar vreesden, en een goed gezond verstand bezaten was het al genoeg.
De uitgezondenen moesten in hun eigen levensonderhoud voorzien. Eerst scheen het goed te zullen gaan.
Goszner ordende zelve de missionarissen.
Dat vond het kerkelijk bestuur niet goed.
Vandaar dat eerst in 1842 de koninklijke erkenning van Goszners zendingsgenootschap verleend werd. Toen Goszner stierf, die de ziel van alles geweest was (organisator, fiscus, enz., enz.) waren er al 150 arbeiders uitgezonden.
De overdreven eischen van geen studie en in-zijn-onderhoud-voorzien bleken in de practijk onuitvoerbaar. Later verschilde de methode door Goszners genootschap gevolgd in schier niets van de methoden van andere genootschappen.
Goszner heeft samengewerkt met Heldring en door Heldrings bemiddeling zijn 25 arbeiders naar Nederlandsch-Indië getrokken. De leiding is tegenwoordig in handen van een curatorium, dat een inspecteur benoemt.
Er bestaat een „Missionshaus” en een „Zendingsboekhandel”. In 1888 waren de inkomsten 122.881 Mark en de uitgaven 153.939 Mark.
De Vereeniging arbeidt voornamelijk onder de Kols en aan de Ganges. Zij heeft 8000 avondmaalgangers (32000 Christenen).
De missie aan de Ganges telt slechts 300 gedoopten. Het orgaan van de Vereeniging is Die Biene auf dem Missionsfelde (Dalton, Joh.
Goszner).