= iemand, die met zijn lijf borg blijft, die voor schulden gevangen is gezet. In de geschiedenis van Israël worden slechts éénmaal gijzelaars genoemd (2 Kon. 14:14; 2 Kron. 25 : 24).
Sommigen denken, dat de hier bedoelde gijzelaars de eigen zonen van koning Amazia zijn geweest.