Deze stad behoort tot een der „vindplaatsen” uit de jongere steenperiode. Daar zij tot de zeer oude vaste nederzettingen in het bergland, waarop ook de naam heuvelstad duidt, behoorde, werd zij door de Kanaanieten, toen dezen uit het Noorden komende steeds dieper het West-Jordaanland binnen drongen, in bezit genomen.
Zulke nederzettingen uit het jongere steenen tijdperk werden meestal gevonden bij bronnen; in den tijd der Kanaanietische overheersching bouwde men dikwijls machtige onderaardsche gangen om van uit het midden der stad tot de bron te kunnen komen, om bij belegeringen niet van den watertoevoer te zijn afgesloten. Gibeon bezat, gelijk ook het geval was met andere Kanaanietische steden als Geser en Jeruzalem, zulk een tunnel.
Heden ten dage herinnert nog een schoone bron en een reservoir dat in puin ligt, aan de gunstige ligging van deze oude stad. De „vijver” van Gibeon (2 Sam. 2 : 13) en „het groote water, dat bij Gibeon is” (Jer. 41 : 12) zijn waarschijnlijk de vroegere grootheid van dat vervallen reservoir bij het tegenwoordige el-Dschib.
Ten tijde van de verovering van Kanaan maakte Gibeon een deel uit van den Kanaanietischen (Hevietischen) steden-bond, maar het pleegde verraad tegenover zijn bondgenooten, misleidde door list Jozua, die met de Gibeonieten een verbond sloot en dat ook hield toen later het bedrog uitkwam (Jozua 9 en 10). Zij werden nu bestemd voor den dienst van het heiligdom en vormden waarschijnlijk de kern van de Nethinim.
Saul richtte onder hen een bloedbad aan (2 Sam. 21 :1—14). Gibeon was eenmaal het erkende hoofd van den Hevietischen stedenbond en sinds den slag dien Jozua aldaar den verbondenen toebracht, meermalen het tooneel geworden alwaar groote veldslagen zijn geleverd (2 Sam. 2 :12 v.v..) Ten tijde van Salomo stond de Tabernakel te Gibeon en offerde Salomo aldaar, terwijl de Heere zijn gebed verhoorde (1 Kon. 3 : 4 v.v.; 2 Kron. 1 : 3; 1 Kon. 9 : 2 v.v.).
Met den bouw van den tempel door Salomo viel samen de opheffing van het tabernakel-heiligdom te Gibeon. Ismaja een van Davids helden was een Gibeoniet (1 Kron. 12 : 4).
De valsche profeet Hananja was eveneens uit Gibeon (Jer. 28 : 1).
Onder de mannen, die na de ballingschap bouwden aan de muren en poorten van Jeruzalem, worden ook Gibeonieten genoemd; eveneens komen zij voor onder degenen die met Zerubbabel wederkeerden uit Babel (Neh. 3 : 7; 7 : 25).
Na den moord op Gedalja ontmoetten Johanan en Ismaël elkander te Gibeon. Gibeon behoorde onder de priestersteden in het land van Benjamin (Joz. 21 : 17).