Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Gerrit Jacobus van der Flier

betekenis & definitie

Geboren te Nijkerk 27 December 1841, overleden te ’s Gravenhage 25 December 1909, studeerde en promoveerde te Utrecht, werd 6 Januari 1867 predikant te Eemnes-Binnen, 28 Augustus 1870 te Heemstede, 3 Augustus 1873 te Delft en 11 Augustus 1878 te ’s Gravenhage. Sinds 1879 lid van het Provinciaal kerkbestuur, was hij vanaf 1892 lid, en sinds 1900 voorzitter der synode.

In 1894 tot hofprediker benoemd, gaf hij aan Koningin Wilhelmina catechetisch onderwijs. Nadat zij in 1896 door hem was aangenomen en bevestigd tot lidmaat der Nederlandsch Hervormde kerk, werd hij benoemd tot ridder in de Orde van den Nederlandschen Leeuw.

Hij was een man van veelzijdige bekwaamheid. Als prediker behoorde hij tot de school van Van Oosterzee, maar was minder oratorisch dan deze.

Als catecheet gaf hij degelijk en helder onderwijs. Als examinator van studenten muntte hij in het Provinciaal kerkbestuur uit door zijn gemakkelijke wijze van vragen, waarbij hij toch zijn eischen niet laag stelde; want hij meende terecht, dat de Kerk mannen noodig had, die hun Bijbel en dogmatiek goed kenden.

Onderscheidene gelegenheidspreeken gaf hij uit. Van zijn andere geschriften is het meest bekend: Het Darbisme geoordeeld door de Heilige Schrift en de geschiedenis (1879).

< >