Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

George Frans Gezelle Meerburg

betekenis & definitie

Geboren te Leiden 1 November 1806, overleden te Almkerk 12 December 1855, studeerde te Leiden in de theologie, hechtte zich daar aan den dacostiaanschen student H. P.

Scholte, en kreeg als proponent op aanbeveling van dezen zijn ouden academievriend het beroep naar Almkerk, waar hij 20 October 1833 bevestigd werd door zijn zwager Callenbach. Tegen zijn zin en streven ontstond in zijn gemeente botsing over het zingen der Evangelische gezangen.

Tot bevordering van orde en stichting liet hij nu het opgeven van een gezangvers na. Na een worsteling van eenige maanden verklaarde eindelijk het Provinciaal kerkbestuur van Noord-Brabant hem op 24 November 1835 vervallen van de Evangeliebediening in de Nederlandsche Hervormde kerk, wijl ongeschikt voor het leeraarsambt; een uitspraak, die door heel zijn verdere levensgeschiedenis weerlegd is geworden.

Gerechtelijk vervolgd, preekte de verstooten predikant nu tot het jaar 1838 meestal in de open lucht; want uit vrees voor boeten, durfden de gemeenteleden hun woningen niet voor hem openstellen. Dikwijls was een boerenwagen of een schuit zijn preekstoel.

In de Biesbosch doopte hij den oudsten zoon van zijn zwager uit een hoosvat. Meestal was een groote schare van heinde en verre samengestroomd om hem te hooren prediken, en meermalen reisde men den geheelen nacht om ’s Zondags hem het Evangelie te hooren verkondigen.

En als hij te ’s Hertogenbosch in schuur of pakhuis preekte, verdrongen zelfs de Roomschen zich, om dezen „pater Bernard der Scholtianen”, gelijk zij hem noemden, te hooren. Tot de Afscheiding gedreven, nam hij onder de vaders der Scheiding de plaats in van een Melanchton, een man des vredes.

Ook leefde hij in goede verstandhouding met zijn Hervormden collega J.

J.

L. ten Kate, die van 1847 tot 1850 te Almkerk stond. Zij wisselden over den kerkmuur heen, die hen scheidde, bezoeken, en lazen dan beurtelings verzen van hun lievelingsdichters voor.

Met dat al bleef Meerburg tot aan zijn dood toe „goed afgescheiden”. Het beginsel der Afscheiding, scheiding der kerk van den staat, was hem één der hoofdvoorwaarden voor den waarachtigen bloei der kerk van Christus.

Meer dan twintig jaar lang heeft hij te Almkerk gestaan. Het was zijn eenige standplaats.

Meermalen werd hij naar een andere gemeente beroepen, maar steeds bedankte hij. Almkerk had zijn eerste en eenige liefde.

In gemeente, classis en provincie was hij de ziel der vergaderingen. Aan de werkzaamheden buiten de provincie NoordBrabant nam hij, ook wegens zijn zwak gestel, slechts zelden deel.

In Almkerk echter, in het gansche land van Heusden en Altena, ja in heel Noord-Brabant blijft zijn nagedachtenis onvergetelijk. Tot op den huidigen dag worden zijn vele uitgegeven predicatiën daar nog met veel stichting gelezen.

Zijn leven is geschetst in: Een Schat in aarden vaten, deel V, 1919.Hij liet vier zoons na, waarvan er twee ook predikant werden bij de Christelijke Gereformeerde kerk: Govert Alettinus, geboren 1842, overleden 1903, stond achtereenvolgens te Puttershoek (1875), te Sleeuwijk (1878), te Spijkenisse (1880), te Sappemeer (1885), te Haarlemmermeer (1887), te Doesburg (1889), waar hij het kerkverband verbrak. Daarna stond hij nog te Almelo en te Zwolle.

Alettinus Hendrikus, geboren 1845, overleden 1905, stond achtereenvolgens te ’s Gravendeel (1868), te Almkerk (1875), te Baarn (1879), te Nijmegen (1888), te Groningen (1890), te Delft (1893) en te Watergraafsmeer (1899). Voor hij het ambt te Delft aanvaardde, maakte hij een reis naar Egypte en Jeruzalem ; zijn op vele plaatsen daarover gehouden lezing werd in 1905 te Heusden uitgegeven. Na ruim 33-jarigen dienst verkreeg hij op 1 Mei 1902 emeritaat, woonde eerst in Den Haag, maar nam kort daarna, toen Ds. Los van Hilversum president Krüger als „huisprediker” naar het Zuiden van Frankrijk volgde, eerst diens plaats te Hilversum in, om daarna te Mentone bij den Transvaalschen expresident zijn ambtgenoot te vervangen. Hij volgde Krüger naar Clarent aan het meer van Genève en vestigde zich na diens dood weer te ’s Gravenhage, waar hij 28 Maart 1905 overleed.

De oudste zoon van Ds. G. F. Gezelle Meerburg, George, was boekhandelaar te Gorcum; de jongste, Adrianus, had een drukkerij te Heusden.

< >