Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Gath

betekenis & definitie

I. Gath, een van de vijf steden der Filistijnen, welke Israël niet veroverde, en wel de meest Noordelijke, waar de arke des verbonds (1 Sam. 5 : 8) van Asdod naar Gath en van daar ten laatste naar Ekron kwam.

Goliath was van Gath (1 Sam. 17 : 4) waarschijnlijk uit het reuzengeslacht, hetwelk Jozua niet verdelgde (Joz. 11 : 22), uit welk geslacht nog andere leden genoemd worden (1 Kron. 20 : 5—8; 2 Sam. 21 : 19—22). David vluchtte (1 Sam. 21 : 10) naar Achis, koning van Gath (27: 2—7; Ps. 56), veroverde Ithaï met 600 Gathieten (2 Sam. 15 : 19—22).

Simei' zocht aldaar zijn weggeloopen slaaf (1 Kon. 2 : 39—46). Rehabeam versterkte de stad (2 Kron. 11 :18), Hazaël ontnam haar (2 Kon. 12 : 17) aan Joas; die haar van diens opvolger weder won (2 Kon. 13 : 25).

Later moet zij zich weder hebben vrijgemaakt; want Uria verbrak in een strijd tegen de Filistijnen hare muren (2 Kron. 26 : 6). Zij werd met Askalon (2 Sam. 1 : 20) in Davids klaaglied, en alleen (Micha 1 : 10) voor het geheele land der Filistijnen genoemd, aan hetwelk men Israëls ongeluk niet moest zeggen; als voorbeeld van een groote macht, die verstoord was geworden (Amos 6 : 2).

Thans vindt men zelfs haar spoor niet meer. Hieronymus noemt Gath een groot dorp, op den weg van Eleutheropolis naar Gaza, dus naar het Zuidwesten; Eusebius plaatst het vijf Romeinsche mijlen meer Noordwaarts, in de richting van Diospolis.II. Gath-Hefer, geboorteplaats van den profeet Jona (2 Kon. 14 : 25) behoorde volgens Joz. 19 : 13 tot Zebulon en lag volgens Hieronymus 2 mijlen van Sefaris op den weg naar Tiberias, volgens Robinson het tegenwoordige El Meschad, Noord-Oostelijk van Nazareth, gewis een wederlegging van het hoogmoedig oordeel (Joh. 7 : 52), dat uit Galilea geen profeet kwam, tenzij dan dat de Farizeeuwsche trots zoo ver ging, dat zij Jona, als alleen tot de Heidenen gezonden, voor geen echten profeet hielden.

III. Gath-Rimmon (juister Rimnon, granaatappel), een stad der Levieten (Joz. 21 : 24; 1 Kron. 6 : 69), in den stam Dan (Joz. 19:45). Het in Joz. 21 : 25 genoemde Gath-Rimnon schijnt een schrijffout van Jibleam te zijn. Naar Gath-Rimnon heet Obed-Edom de Gathieter (1 Kron. 13 : 13). In onzen Staten Bijbel leest men Gethiet.

< >