Geboren 1787 te Nîmes uit een oude Gereformeerde familie. Zijn vader werd in 1794 terechtgesteld.
Hij studeerde rechtsgeleerdheid, literatuur en geschiedenis, in het bijzonder ook die van Duitschland. In 1812 professor in geschiedenis en litteratuur te Parijs, in 1821 minister van justitie, 1832 minister van onderwijs en 1840 minister van buitenlandsche zaken.
De revolutie van 1848 bracht zijn ministerie ten val. Van toen aan wijdde hij zijn krachten aan literarische studie.
Hij was de streng-orthodoxe Gereformeerde richting toegedaan en ijverde zeer voor de zuiverheid der Gereformeerde leer. Op de synode der Gereformeerde kerk (20 Nov. 1873) zette hij het besluit door, dat niet alleen van de geestelijken vóór het aanvaarden van hun bediening, maar ook van hen, die de leden der consistoriën kozen, erkenning van de orthodoxe geloofsleer gevorderd zou worden.
Daardoor ontstond er scheiding tusschen liberalen en orthodoxen.Guizot overleed te Val Richer, 1874. Hij was lid van verschillende academiën. Hij liet vele politieke geschriften na, o. a.: De la democratie en France (1849), Pourquoi la révolution d’Angleterre a-t-elle reussi (1850), Histoire de la Republique d’Angleterre et d’Oliver Cromwell (1854), Histoire du protector at d’Oliver Cromwel (1850). Verder Memoires pour servir a L’histoire de mon temps (1858—1865), Histoire parlementaire de la France (1863). Op theologisch gebied schreef hij: Méditations sur la religion chretienne dans ses rapports avec l’état actuelle des souétés (1873), Meditations et études morales (1852) en vele andere werken.