Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Feesten

betekenis & definitie

De dagelijksche godsdienstoefening in het heiligdom werd in naam van de gansche gemeente waargenomen door de daartoe aangewezen priesters en levieten. Slechts enkele personen namen door den regel daaraan deel en dan meestal alleen diegenen, die in de nabijheid van het heiligdom woonden of om bizondere redenen daar moesten zijn tot het doen van godsdienstige verrichtingen, waartoe de Wet hen verplichtte.

De Wet gebood dat dan ook niet, hoewel vrij mag worden verondersteld dat de geloovige Israëliet in den loop der tijden zich steeds meer geroepen zal hebben gevoeld om ten tijde van het morgen- en avondoffer daaraan deel te nemen op geestelijke wijze, door gebedsoefening, (Ps. 55 : 18; Dan. 6:11; Hand. 3 :1 en 10 : 9, 30). Daarom was het noodig dat voor de godsdienstoefening waaraan de gansche gemeente deel zoude kunnen en moeten nemen bijzondere tijden werden ingezet.

Deze tijden vallen in twee harmonisch gelede tijdkringen uiteen, waarvan de tweede in den eersten als het ware is ingebouwd. Het middelpunt van het geheele samenstel der heilige tijden isdewekelijksche Sabbath.

Daarom vormen zich als om dit hart drie kringen, een Sabbath-maand, een Sabbath-jaar, een groot Sabbath-jaar te weten het Jubeljaar. Binnen dezen kring valt die van de jaarlijks weerkeerende feesten, waarbij het getal zeven weer een groote rol speelt.

Twee dezer feesten worden gedurende zeven dagen gevierd, het Paasch- en Loofhuttenfeest; het middelste, het Pinksterfeest, viel weer zeven maal zeven dagen na het Paaschfeest, gevolgd door dat der ongezuurde brooden (Mazzot). Het derde, het Loofhuttenfeest viel in de zevende maand.

Evenals bij vele andere volken werd ook door Israël het weder zichtbaar worden van de nieuwe maan feestelijk gevierd (Num. 10 : 10; 28 : llv.v.). De eerste dag van de zevende maand werd tot een bizonderen feestdag ingesteld, waarop het volk moest rusten en tot het heiligdom komen.

De drie groote feestdagen hebben vóór alles betrekking op den zegen door God in het rijk der natuur geschonken.

Het Paaschfeest staat in betrekking tot den aanvang van den oogst; dan wordt de garf der eerstelingen tot den priester gebracht (Lev. 23 :9 v.v.).

Het Pinksterfeest, aan het einde van den oogst, is het dankfeest voor het ingezamelde, en op het Loofhuttenfeest in den Herfst werd den Heere de dank gebracht voor de inzameling van het ooft: het feest der inzameling, op den uitgang des jaars, wanneer gij uwen arbeid uit het veld zult ingezameld hebben (Ex. 23 : 16). In het Oude Testament heeft het Pinksterfeest geen andere beteekenis dan die van een oogstfeest.

Doch het Paaschfeest is vóór alles de herinnering aan den „voorbijgang” bij den uittocht uit Egypte en op het Loofhuttenfeest moeten de geslachten Israëls wonen in loofhutten en „weten, dat de Heere de kinderen Israëls in loofhutten heeft doen wonen, als Hij hen uit Egypteland heeft uitgevoerd”, (Lev. 23 : 43). Het Paaschfeest met inbegrip van het feest der ongezuurde brooden, van den 14den tot den 21 sten Nisan, duurde evenals het Loofhuttenfeest van den 15den tot den 22sten Tischri, zeven volle dagen.

In deze zevende maand (Tischri) viel, zooals boven reeds werd opgemerkt, op den eersten dag het Trompettenfeest; deze dag moest gevierd worden door heel de gemeente, met Sabbathsrust en -offer (Lev. 23:24; Num. 29:1). Deze dag werd door de Joden na de verstrooiing als Nieuwjaarsdag gevierd.

Ook viel nog in deze maand de Groote Verzoendag, en wel op de tienden der maand. De feesten na de ballingschap zijn voor de Joodsche gemeente in hoofdzaak dezelfde als vóór de wetgeving.

Als een nieuw feest is bij de reeds genoemde het Purimfeest gekomen, dat door de Joden in de maand, voorafgaande aan die waarin het Paaschfeest viel, gevierd op een dag tusschen den llden en 15den Adar, voorafgegaan door een vastendag en ingesteld ter herinnering aan de verijdeling van Hamans moorddadige plannen. Eerst werd het alleen door de Perzische Joden gevierd; later volgden ook de Grieksch sprekende Joden en eindelijk volgden nog die van Palestina.

Op dit feest werd het boek Esther gelezen.

Het waren dagen van uitbundige vroolijkheid, waarbij men geschenken wisselde.

Een ander na-exilisch feest was dat van de „vernieuwing des tempels” (Chanukka). Oorspronkelijk symboliseerde het de overwinning van het licht op de duisternis;

< >