Terwijl vroeger de methode van introspectie of inwendige waarneming als de meest geschikte voor de psychologie werd aangeprezen, is in de laatste vijftig jaren ook de experimenteele methode bij het onderzoek van de psychische verschijnselen toegepast, ja door sommigen voor de eenig ware gehouden.
De experimenteele methode is in de negentiende eeuw gehuldigd op het gebied der natuurwetenschappen en heeft daar tot buitengewoon groote resultaten geleid. Het experimenteeren bestaat niet alleen in waarnemen, maar in het te voorschijn roepen van een verschijnsel, zoo vaak als men wil, om het dan aan het onderzoek te kunnen onderwerpen. Een experiment is een opzettelijke nauwkeurige waarneming van een verschijnsel, dat zich niet onwillekeurig aan ons voordoet, maar door den onderzoeker veroorzaakt wordt. Het dwingt de natuur een vraag te beantwoorden, die wij haar stellen.
Daartoe is een eerste vereischte het verschijnsel zoo goed mogelijk te isoleeren, zoodat het waar te nemen faenomeen op zich zelf wordt onderzocht, zonder dat andere factoren er op inwerken.
Ten tweede is van groot belang, dat het verschijnsel onder dezelfde omstandigheden gedurig herhaald wordt, om daardoor eenige zekerheid te hebben, dat in dergelijke gevallen steeds het zelfde resultaat te voorschijn komen zal.
Ten derde. Om het verschijnsel in zijn eigenheid te leeren kennen is noodig, dat de experimentator telkens de voorwaarden eenigszins wijzigt, zoodat hij kan nagaan, welken invloed elk van de voorwaarden heeft.
Ten vierde is noodzakelijk, dat de oorzaken en de daarmede verband houdende werkingen nauwkeurig worden geregistreerd. Indien het mogelijk is, moeten zoowel de oorzaken als de werkingen bij het verschijnsel met fijne instrumenten worden gemeten. Daardoor kan men het verschijnsel onder quantitatieve bepalingen brengen en als een „wet” formuleeren.
Wundt omschrijft in zijn Grundriss der Psychologie20, 1920, bladz. 25 het experiment aldus: Das Experiment besteht in einer Beobachtung, die sich ,mit der willkürlichen Einwirkung des Beobachters auf die Entstehung und den Verlauf der zu beobachtenden Erscheinungen verbindet.
De overwinningen, die de natuurwetenschap door middel van de experimenteele methode heeft behaald, hebben mannen als Fechner en Wundt er toe gebracht haar toe te passen op de psychologie. Vooral op het terrein van de fysiologische psychologie, d. i. op het gebied van het psychisch leven, dat rechtstreeks met het lichaam in verbinding staat, b.v. de zintuiglijke waarneming, werd deze methode aangewend. Door bij een proefpersoon tonen te veroorzaken, kon onderzocht worden, welke relatie er bestond tusschen de in het rijk van het fysische veroorzaakte luchttrillingen en de geluidgewaarwordingen, die in het rijk van het psychische worden waargenomen. Door jarenlange proefnemingen in het psychologisch laboratorium heeft Wundt een reusachtige voorraad materiaal opgehoopt en is hij daardoor in staat gesteld voor de fysiologische psychologie eenige wetten te formuleeren.
Voorts heeft de experimenteele methode toepassing gevonden op het gebied van de associatie of verbinding van voorstellingen. Den proefpersoon wordt een kort oogenblik een woord getoond, en onmiddellijk nadat hij dit woord heeft gezien, moet hij zeggen welk woord zich met hetgeen hem getoond werd in zijn bewustzijn verbindt, „hem voor den geest komt”. Dit experiment kan met allerlei soort van woorden uitgevoerd worden bij een groot aantal personen ; daarna wordt getracht in de woordverbindingen wetmatigheid te ontdekken en het karakter van de verbindingen bij onderscheidene personen te bepalen.
De mannen van de Würzburger school als Külpe, Ach, Messer hebben, niet zonder resultaat, een poging gewaagd, op de hoogere bewustzijnsverschijnselen, op de werkzaamheden van het denken en het willen, de experimenteele methode toe te passen.
Binet, Simon, Meumann, e.a. hebben de experimenteele methode in dienst gesteld van het begaafdheidsonderzoek, en getracht door het beantwoorden van een aantal vragen door de schoolkinderen, het algemeen begaafdheidsniveau der leerlingen vast te stellen.
Ook bij de aesthetische, ethische en religieuze verschijnselen is de experimenteele methode beproefd.
Bij alle waardeering, die wij voor elk eerlijk onderzoek van psychische verschijnselen moeten hebben, is het toch niet zonder bezwaar het experiment bij de waarneming van ethische en religieuze acten te gebruiken. Dit gebied behoort tot het hoogste van het geestelijke leven en is, in het algemeen genomen, te heilig om het tot object van experimenteeren te maken. Maar afgezien daarvan, is de experimenteele methode van betrekkelijke waarde bij het onderzoek der meer geestelijke verschijnselen. Aan de ziel zelf kan men niet experimenteeren; alleen aan den buitenkant van het psychische leven kan het experiment ingrijpen. ïn des menschen zielediepten schouwt geen vreemde. Daarom moet de methode van inwendige waarneming, van goed gecontroleerde introspectie, de voornaamste stof blijven leveren voor de psychologie. Het experiment is ongetwijfeld van waarde, maar het heeft een beperkt gebied.
En op dit beperkte gebied kan zelfs de strenge eisch van het natuurwetenschappelijk experimenteeren niet gelden. In de fysiologische psychologie is er niet een zuiver experiment als in de natuurwetenschap.
Immers aan den eisch van isoleering der te onderzoeken verschijnselen, is maar in betrekkelijk opzicht te voldoen. Alle psychische verschijnselen staan met elkaar in verband, omdat ze alle acties zijn van het ik. Het timbre van een gewaarwording wordt bepaald door den persoon die waarneemt en door den in zijn ziel aanwezigen inhoud.
Het is niet mogelijk een psychisch faenomeen onder dezelfde omstandigheden te herhalen. Bij het herhalen van de proef weet de proefpersoon wat komen zal, en dit beinvloedt de waarneming. Een proefpersoon die bij de associatieproeven werd onderzocht, zal waarschijnlijk na een maand met een ander woord reageeren dan de eerste maal. Psychisch zijn we vandaag een ander dan gister.
En eindelijk, het is niet mogelijk zuiver psychische grootheden uit te drukken in getallen. De prikkel is meetbaar, de gewaarwording niet. Psychische grootheden zijn andere dan fysische. De laatste zijn quantitatief te bepalen, de eerste niet. Dit is o. a. door Bergson in het eerste hoofdstuk van zijn boek Les données immediates de la conscience op voortreffelijke wijze aangetoond.