Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Exegese

betekenis & definitie

beteekent uitlegging. Het woord op zichzelf is geschikt om elke uitlegging aan te duiden.

Doch al wordt het wel gebezigd voor het uitleggen van allerlei geschriften, bepaald voor geschriften uit de oudheid tot ons gekomen, zoo dient het toch doorgaans om aan te geven dat onderdeel van de Godgeleerdheid, dat zich bezighoudt met de verklaring der Schrift in haar grondtalen. Kort gezegd wil de exegese den zin der Schrift in het licht stellen.

Zij is dus een empirische wetenschap, een, die niet anders heeft te doen dan het haar toevertrouwde object te onderzoeken. Alles, wat met de theorie der exegese samenhangt, dat is dus in de eerste plaats de methode, waarnaar de uitlegging heeft te arbeiden, maar verder ook allerlei andere vragen, zoo naar het uitgangspunt, den meervoudigen zin, de verhouding van de exegese tot het dogma der kerk, enz. enz., worden behandeld in een afzonderlijke wetenschap, die den naam hermeneutiek draagt.

Toch is de exegese niet maar het toepassen van de regels, die de hermeneutiek aangeeft. De exegese is een eigen wetenschap, waartoe bijzondere bekwaamheden noodig zijn.

Telkens komt ze voor allerlei gevallen te staan, waar geen regels baten of voor te geven zijn en waar bekwaamheid, denken, inzicht ook kunst den weg moeten vinden. Eerder zou men kunnen zeggen, dat de exegeet zich in de hermeneutiek rekenschap geeft van de methode, die hij volgt.

Zulk een methodenleer door groote exegeten gegeven kan anderen helpen door ze op tekortkomingen te wijzen en te toonen, waarnaar men heeft te streven. En verder brengt voortgezet exegetiseeren in aanraking met vragen, die telkens weer terug keeren.

Zijn dat vragen van methodischen aard, dan dienen ze in de hermeneutiek te worden opgelost.

De exegese der Schrift is noodzakelijk.

Want wel wijst deze ieder duidelijk den weg ter zaligheid, maar toch stelt ze ons aan den anderen kant voor tal van moeilijkheden, die men alleen door nauwkeurig onderzoek kan trachten uit den weg te ruimen. Noodzakelijk is de exegese van de andere zijde, omdat, wie zich gebonden weet aan de Schrift, telkens weer van haar weten wil, hoe hij hierover heeft te oordeelen of daar heeft te handelen.

Noodzakelijk is en blijft de exegese bovenal, omdat de Schrift is ingegeven door den Heiligen Geest en de meening des Geestes voor ons menschen nooit volkomen is te kennen. Zoo is het niet te verwonderen, dat Joden en Christenen van oude tijden af zich met de uitlegging der Schrift hebben bezig gehouden en dat ze nooit afloopt.

Telkens rijzen nieuwe vragen, telkens leert men meer kennen van de in de Schrift vermelde bijzonderheden, steeds komen we te kort in het verstaan van de meening des Geestes. De exegeet behoort in de eerste plaats de talen, waarin de Schrift geschreven is, te beheerschen, moet dan op de hoogte zijn van allerlei geografische, historische, natuurkundige bijzonderheden, maar heeft vooral noodig inzicht in de Schrift, gave om uit te leggen.

Goede uitlegging is alleen mogelijk door de leiding van denzelfden Geest, Die de Schrift heeft gegeven. Voor de theologie, die uitgaat van de Schrift, blijft exegese altijd het begin.

Wat op dat begin volgen zal, bepaalt de wijze der exegese. Zoo kan de exegese de Schrift verklaren voor verdere beoefening der wetenschap, bepaald met het oog op de dogmatiek.

Zij kan zich ook richten op de praktijk.

En dan weer öf zóó, dat ze de Schrift aldus bewerkt, dat ze tot opbouw in het geloof dienen kan, óf zóó, dat ze licht geeft over een of meer terreinen van het leven.

De groote fout, waarvoor alle uitlegging zich heeft te wachten, is de inlegging, d. w. z. dat men eigen meening geeft inplaats van den zin der Schrift. Maar evenzeer is het verkeerd, als de exegese niet anders wil geven dan de meening van den Bijbelschrijver of van de eerste lezers.

Wat de eerste lezers dachten bij het lezen der Bijbelboeken, is ons onbekend en zal ons nooit bekend worden. Bovendien, de Schrift is voor alle tijden, we hebben te vragen, wat ze ons zegt.

En wie naar niets anders vraagt, dan naar wat er leefde in het hoofd en hart van den Bijbelschrijver, vergeet, dat de Schrift is ingegeven door den Heiligen Geest.Een doorloopende verklaring van een Bijbelboek noemt men een commentaar. Zulk een commentaar kan beknopt of meer uitvoerig zijn, kan zich ook ten doel stellen de Schrift uit een bepaald oogpunt te verklaren. Zoo bestaan er commentaren, die alleen tekstkritisch zijn, commentaren, die het Nieuwe Testament verklaren uit de Joodsche geschriften, enz. enz. Van glossen of scholien spreekt men, als een schrijver niet meer geeft dan los naast elkaar staande opmerkingen over verschillende plaatsen van een Bijbelboek. De paraphrase is de omschrijving van den tekst. Een exegetische monographie geeft een uitvoerige behandeling van een enkel Schriftgedeelte.

De monographische exegese behandelt één punt, dat op verschillende plaatsen der Schrift ter sprake komt, b.v. wat de Schrift leert over het huwelijk. Men spreekt in dit geval ook wel van Bijbelsche theologie, hoewel daarmede gewoonlijk wordt verstaan het weergeven in meer systematischen vorm van de meeningen, die een Bijbelschrijver in zijn boek of boeken heeft neergeschreven.

< >