De bisschopszetels, die in het Oosten voornamelijk na de kruistochten verloren gegaan waren en in de handen der ongeloovigen waren gevallen (in partibus infidelium), werden door de kerk nog altijd als haar rechtmatig bezit beschouwd en daarom werden er voor die verloren-gegane zetels bisschoppen benoemd episcopi in partibus. Door die benoeming werd tevens in een dringende behoefte voorzien.
Wanneer een bisschop een zeer groote diocese had te bearbeiden, dan had hij hulp noodig. Voor de kruistochten hielpen bisschoppen, die in Spanje door de Arabieren of in Lijfland en Pruisen door de Heidensche volken verdreven waren, maar later gebruikte men daar episcopi in partibus voor.
Deze bisschoppen werden door den paus aan een bisschop toegewezen met den naam suffraganeus of wijbisschop. Sinds 1882 zijn deze wijbisschoppen officieele ambtsdragers (titulair bisschoppen).
Zij kunnen leden zijn van een oecumenisch concilie. Voor de door de Reformatie verlorengegane bisschopszetels zijn ook episcopi in partibus aangewezen.