1. De Heilige Schrift spreekt van een vrouw, die dezen naam droeg.
Zacharia’s huisvrouw; oprecht en vroom voor God, en in haar wandel onberispelijk voor de menschen (Luc. 1 : 5), gelooft, ofschoon van nature onvruchtbaar, in de belofte (vs. 24), profeteert door de werking des Heiligen Geestes vroolijkde geboorte des Heeren (Luc. 1:41—45), en houdt tegenover de meening van haar familie aan den door God verordenden naam van haar zoon Johannes vast (vs. 60).II. In de geschiedenis der kerk komen onderscheidene vrouwen voor met dezen naam.
1.Elizabeth, de heilige, von Schönau, geboren 1129, trad in 1141 in het Benedictijner klooster te Schönau in het graafschap Katzenellenbogen. Deze had de gave ontvangen der clairvoyance of helderziendheid. Wat zij in ecstatische toestanden aanschouwde, schreef zij op of dicteerde zij op aandrang van hare oversten en in het bijzonder op verlangen van haar in het mannenklooster te Schönau wonenden broeder Ekbert, die ook de kunst verstond om allerlei openbaringen aan haar geest te ontlokken. Voor het meerendeel zijn haar visioenen van practischen en zedelijken aard. Zij geeselde in haar openbaringen ook dikwijls de ontaarde geestelijken en de hiërarchie. Al haar openbaringen zijn opgeteekend in het Liber viarum Dei. Zij verschenen het eerst te Parijs in 1513. Daarna met de Revalaüones van de heilige Birgitta of Brigitta en Hildegard te Keulen 1628. Elizabeth is nooit heilig verklaard.
2.Elizabeth, de heilige, landgravin van Thiiringen, geboren 1207, dochter van den koning Andreas II van Hongarije en diens gemalin Gertrud van Meran. Reeds in haar 4de jaar werd zij verloofd met Ludwig, den zoon van den landgraaf Hermann I van Thüringen, en op den Wartburg gebracht, waar zij tezamen met haar verloofde opgroeide. Reeds zeer vroeg had zij neigingen tot ascetische vroomheid, waarbij de zuster harer moeder, de heilige Hedwig, haar tot voorbeeld diende. In 1216 stierf graaf Hermann en zijn zoon Ludwig gebood, dat een ernstige toon aan het hof zou heerschen. Hij huwde met Elizabeth, die hem zeer lief had. Uit dit huwelijk werden een zoon en twee dochters geboren. De echt was zeer gelukkig en Ludwig liet zijn vrouw vrij in haar ascetische oefeningen, zelfs, wanneer zij zich in den nacht soms liet wekken, opdat zij zich zou kunnen geeselen en zelfs wanneer zij alle voorhanden spijzen aan het hof uitdeelde aan de armen en kranken. Haar weldadigheid toonde zich het schoonst in 1226 tijdens den hongersnood. Toen stichtte zij in Eisenach een hospitaal voor 24 gebrekkige menschen.
Er ontstond in dat gelukkige gezin oneenigheid, toen Koenraad van Marburg, die sinds 1226 Elizabeths raadgever werd, haar tot nog meer ascese opwekte, zoodat zij zelfs geen liefde voor haar man en kinderen meer begon te gevoelen. Koenraad wist het zoover te brengen, dat zij na den dood van haar man (1227) haar huwelijk als een daad ging beschouwen, waarover zij boete moest doen. Zij werd met hare kinderen door den broeder van haar overleden man Heinrich Razpe van den Wartburg verdreven en vond na veel omzwerven een toevluchtsoord op het slot Pottenstein bij Bamberg. Haar zwager, die het onrecht inzag, dat hij haar gedaan had, gaf haar het slot Marburg en 500 Mark zilver als een jaarlijksch inkomen. Als zuster uit de derde orde der Franciscanen leefde zij nu in een kleine hut, liet zich gestreng geeselen, deed hare dienaren allen van zich gaan, liet haar kinderen zelfs vertrekken en hield zich alleen bezig met werken van barmhartigheid. (Armenhuis en Hospitaal in Marburg). In 1231 stierf zij, omdat haar lichaam de zelfkwellingen niet langer doorstaan kon.
Reeds in 1235 werd zij door paus Gregorius IX heilig verklaard. In hetzelfde jaar legde haar zwager, landgraaf Ludwig, boven haar, graf den eersten steen van de kerk te Marburg, die een heerlijk gedenkteeken is der vroegste Gothiek. De overdreven ascetiek dezer vrouw stoot af, maar haar barmhartigheid is een schoone vrucht van een diepgevoelend en medelijdend hart.
3.Elizabeth Bona von Rente. Elisabeth Achler werd op 25 November 1336 geboren. Zij was de dochter van een armen wever. Op 14-jarigen leeftijd trad zij in de derde orde van den heiligen Franciscus. Zij kwam onder de geestelijke leiding van Kügelin in Waldsec. (Deze beschreef ook haar levensgeschiedenis). Op raad van dezen prior ging zij in 1403 in het nieuwe klooster van Reute. Door blinde gehoorzaamheid aan haar biechtvader, zelfkastijdingen en ernstige overdenking van het lijden van Jezus Christus werd zij voorbereid op het ontvangen van de teekenen van Jezus’ lijden. Haar lichaam begon uit verscheidene wonden te bloeden. Drie jaren lang leefde zij onder allerlei verrukkingen, aanvechtingen en dat alles onder een wondervol vasten. Om den argwaan der andere zusters veroorloofde God haar, dat zij meermalen in schijn spijzen nuttigde. De spijzen kwamen dan rauw weer terug. Op haar verjaardag 1420 stierf zij door bloedverlies en heftige krampen. Zij beleed tot het laatste toe, dat zij een arme zondares was.
De Roomsch-Catholieke kerk heeft 2 eeuwen na haar dood (toen scheen zij eerst beteekenis te krijgen) een processie gehouden naar haar graf en in 1623 werd haar graf geopend. Toen werd haar naam plotseling door duizenden genoemd. Er geschiedden zelfs wonderen in de omgeving van haar graf. In 1767 werd zij heilig verklaard. In hetzelfde jaar werd haar lichaam geconserveerd opgesteld ter vereering, in 1875 werd zij opnieuw gekleed en met kostbare steenen versierd. Elizabeth schijnt hysterisch geweest te zijn, en allerhande geestestoestanden te hebben doorleefd, waarvan haar biechtvader een slim gebruik gemaakt heeft.
4.Elizabeth van Engeland, dochter van Hendrik VIII en Anna Boleyn, geboren 17 September 1533. Zij volgde in 1558 haar zuster Maria, genaamd de „bloedige Maria” op. Deze had de Reformatie, zooveel haar mogelijk was, onderdrukt. Met Elizabeth brak een andere tijd aan. Zij was opgevoed in het Evangelisch geloof, maar onder de regeering van Maria had zij zich uiterlijk onder den Roomsch-Catholieken eeredienst geschikt. Na haar troonsbeklimming nam zij het aanstonds voor haar verdrukte geloofsgenooten op. In 1559 voerde zij de liturgie van Eduard VIII The book of common prayer weder in. De suprematie van de Engelsche kroon werd hersteld. Acht bisschoppen op één na weigerden den eed af te leggen. Nu stelde Elizabeth Mattheus Parker, vroeger kapelaan van haar moeder, tot aartsbisschop van Canterbury aan. Hij ontving de wijding van drie onder Maria verdreven bisschoppen. Daardoor werd de successie gered. Parker werkte de 42 artikelen van Cranmer om tot 39 artikelen. Deze artikelen vormden van toen af de belijdenis van de Anglicaansche kerk, die feitelijk onder Elizabeth ontstaan is.
Elizabeth werd door den paus niet gelegitimeerd en, toen zij haar reformatorische beginselen begon te propageeren, deed hij haar in den ban. Het leven van Elizabeth werd nu meer dan eens bedreigd. Paus Gregorius XIII zond in 1585 ongeveer drie honderd priesters naar Engeland, om „Isebel uit den weg te ruimen”. Maar de Contra-reformatie, welke gesteund werd van Madrid uit, zegevierde niet. Integendeel, de ondergang van de „onoverwinnelijke vloot” (1588) was het bewijs, dat zij gefaald gehad (afflavit Deus et dissipati sunt).
Onder Elizabeths regeering werd Maria Stuart, koningin van Schotland, gevangen genomen. Zij bleef gevangen van 1568—1587. Toen werd Maria, die beschuldigd werd van doodslag op haar echtgenoot en van hoogverraad, onthoofd. Daardoor had Elizabeth vooral den haat der Roomsch-Catholieken op zich geladen.
Elizabeth is ongehuwd gebleven (Regina Virgo). maar velen beweren, dat haar privaatleven niet zonder vlekken was. Liefdesgeschiedenissen schijnen in haar leven niet vreemd geweest te zijn. Zij was een vrouw met veel gaven, haar warme belangstelling voor het werk der Reformatie en voor de kerk der Reformatie is prijzenswaard ; maar zij is niet vrij te pleiten van in het oog loopende gebreken. Zij was ijdel, leefde dikwerf naar luimen en scheen meermalen meer door politieke berekening dan door haar reformatorisch beginsel zich te laten leiden.