Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Eli

betekenis & definitie

I. De laatste richter.

Nadat het hoogepriesterschap meer dan 300 jaren lang aan het geslacht van Eleasar toebehoord had, met weinig invloed op de openbare aangelegenheden, ging het (volgens Josefus) op het geslacht van ithamar over, den jongsten zoon van Aaron. In de booze tijden, waarin Israël, door de Filistijnen en Ammonieten onderdrukt, door Abdons en Simsons daden slechts voorbijgaande verlichting vond, werd Eli hoogepriester en had de openbare binnenlansche aangelegenheden te regelen.

Eli was reeds 58 jaren oud, toen hij tot het ambt kwam (1 Sam. 4 : 15, 18), en daarom minder geschikt om het gezonken aanzien van zijn ambt weder op te heffen, daar hem vastheid van karakter ontbrak. Als vader, priester en rechter te gelijk verplicht, om de schandelijke gedragingen van zijn zonen in te toornen, vergenoegde hij zich met goedaardige voorstellingen, die geen vrucht afwierpen.

Daarom werd hem eerst door den man Gods (2 : 27), en toen door Samuel aangekondigd, dat zijne familie niet alleen deze hooge waardigheid verliezen, maar ook in onaanzienlijkheid en armoede vervallen zou; hetgeen ongeveer 100 jaren daarna in vervulling ging (22 : 19; 1 Kon. 2 : 27), toen het hoogepriesterschap met Zadok (1 Sam. 2 : 35) weder in Eleasars geslacht terugkeerde. Eli nam de aankondiging van den goddelijken toorn met deemoedige, maar meer wanhoop dan levend geloof ademende woorden aan en stierf 98 jaren oud, blind (4: 15), na de schrikkelijke tijding van den ongelukkigen veldslag tegen de Filistijnen.II. De vader of liever de schoonvader van Jezus’ pleegvader (Luc. 3 : 23). Daar de Joden gewoonlijk slechts mannen op de geslachtregisters schreven, zoo treedt in de plaats van Maria, de dochter van Eli, haar man Jozef op.

< >