Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Effatha

betekenis & definitie

I. Effatha, d. i. word geopend, of open u (Marc. 7 : 34).

Dit woord, waarmede onze Heere Jezus Christus „een doove, die zwaarlijk sprak” genas, is een van die Arameesche uitdrukkingen, welke de evangelisten en met name Marcus (3 : 17; 5 : 41; 7 : 11; 9 : 43; 10 : 46; 14 : 36; 15 : 22, 34) onvertaald behouden hebben, hetzij omdat ze moeilijk in een andere taal konden worden overgebracht, of ook omdat de evangelisten met opzet den oorspronkelijken klank ervan wenschten te bewaren. Er blijkt uit, niet alleen dat Jezus optrad in een omgeving, die Arameesch sprak, maar ook dat Hij zelf zich niet van het Hebreeuwsch, dat de taal der geleerden was, heeft bediend, maar van de taal, die door het volk werd gesproken.II. „Effatha” — naam van de in 1889 opgerichte en op Gereformeerden grondslag staande Vereeniging tot bevordering van Christelijke opvoeding en onderwijs van doofstomme kinderen en jongelieden. Het instituut (school en internaat), geopend 1892, voorheen gevestigd te Dordrecht, werd in 1926 overgebracht naar Voorburg, bij ’s Gravenhage. De Vereeniging kocht hier twee landhuizen aan den Delftschen Vliet, „Hoekenburg” en „Arentsburgh”, waarvan het eerste tot school, het tweede tot internaat werd verbouwd. Er zijn thans ongeveer 100 leerlingen.

< >