Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Eduard von Hartmann

betekenis & definitie

is een wijsgeer, van zoo groote beteekenis, dat hij, hoewel hij nooit hoogleeraar in de filosofie is geweest, tot de uitnemendste vertegenwoordigers van de Duitsche wijsbegeerte in de 19e eeuw moet gerekend worden. Als zoon van een artillerieofficier werd hij 23 Februari 1842 te Berlijn geboren.

Hoewel hij bestemd was om „des keizers rok” te dragen, moest hij de militaire loopbaan vaarwel zeggen wegens een mankement aan zijn knie, dat hem noodzaakte den meesten tijd zittend of liggend door te brengen. In 1906 is hij overleden.Zijn pen was buitengewoon vruchtbaar. Hij bezat het vermogen ontzaglijk veel stof in zich op te nemen, die zelfstandig te verwerken en zijn ideeën in gemakkelijk verstaanbaren vorm te gieten. Zijn hoofdwerk is: Die Philosophie des Unbewussten voor het eerst verschenen in 1869, en later herhaaldelijk omgewerkt. In 1906 verscheen de elfde druk. Voorts zijn van zijn geschriften nog te noemen: Aesthetik, 1886/7, Die Kategorienlehre, 1896, en Die Geschichte der Metaphysik, 1899/1900. Zijn System in Grundriss is 1906—1909 in 8 banden verschenen.

Zijn leerling Arthur Drews heeft zich in het Hartmann’sche systeem geheel ingewerkt en er een samenvatting van gegeven, E. von Hartmann’s phil. System, 1902, 19062.

Van het begin van de rijpwording van zijn wijsgeerig denken af heeft Eduard von Hartmann een systeem voor den geest gestaan. Zijn bedoeling is geweest de resultaten van de natuurwetenschappen te vereenigen met de speculatie en hetgeen langs inductieven weg door de bizondere wetenschappen is verworven met behulp van de deductieve of speculatieve methode tot een wereld- en levensbeschouwing samen te denken. Hegel en Schelling-Schopenhauer zijn daarbij zijn geestelijke leidslieden.

De groote zonde van de Duitsche speculatieve wijsbegeerte der negentiende eeuw is, dat zij over het algemeen de scheidslijn tusschen Schepper en schepsel uitgewischt en een pantheïsme gehuldigd heeft, dat de godheid neertrekt in de sfeer van het creatuurlijk gebeuren en het schepsel verheft tot een openbaringsvorm van de oneindige substantie. Von Hartmann is eveneens pantheïst. Zijn Absolute is een onpersoonlijke, van het heelal niet wezenlijk onderscheiden oneindigheid.

En dit Absolute is voorts ook daarin van het Christelijk Godsbegrip wezenlijk onderscheiden, dat het niet is een eeuwig zijnde, maar aan de wetten van het worden onderworpen. Zijn Absolute kent ontwikkeling. Den Christen echter is de gedachte van een wordenden God een contradictie, daar de volmaaktheid Gods er door wordt uitgesloten.

Het Absolute is volgens Von Hartmann in zijn wezen en kern het onbewuste, niet in den zin van een lager-bewuste of een onder-bewuste, maar in den zin van de antipode van het bewustzijn, van „Unvernunft”. Het onbewuste is kern en grond van alle dingen, hetgeen blijkt in het lichamelijk leven, vooral in het psychische, waar het instinct, d. i. een streving tot doelmatig handelen zonder bewustzijn van het doel, heerschappij voert. De doelmatige handelingen der levende wezens zijn niet het gevolg van verstandelijk overleg, maar producten van onbewuste geestes-werkzaamheid. In de instinct-verschijnselen manifesteert zich een wil met onbewuste voorstellingen als inhoud. De onbewuste wil uit zich bij dieren en menschen b.v. in de moederliefde. Dit instinct werkt zóó krachtig, dat vrouwen, die jaren lang genoten hebben van de grootste schatten der menschelijke geestescultuur, zonder eenig bezwaar al haar literatuur en kunst er aan geven, om zich maanden lang bezig te houden met onwelriekende luiers en de verzorging op zich te nemen van een vleeschpopje dat zich eiken dag bevuilt. Ook in de zedelijkheid, in de aesthetische beoordeeling, in de aesthetische productie, in taal, religie, historie, in één woord in alle levensverschijnselen openbaren zich de onbewuste factoren, die het leven beheerschen.

De onbewuste verschijnselen zijn alle te verklaren uit het Onbewuste, dat Von Hartmanns godheid is. Het Onbewuste wordt niet ziek, is altijd volmaakt gezond, kent geen inzinking van krachten, is volkomen zeker in zijn werkingen, feilloos, boventijdelijk, bovenruimtelijk, volmaakt, alwijs. In het Onbewuste zijn wil en voorstelling in ongescheiden eenheid met elkander verbonden.

De onderscheiding van wil en voorstelling is een product van het bewuste leven. In het bewuste heeft het intellect zich van den wil geëmancipeerd. Bewuste kennis is eigenlijk een revolutionaire daad, verzet tegen het Onbewuste. De wil zelf kan nooit bewust worden, want dat zou den wil met zichzelf in tegenspraak brengen. De wil is eeuwig onbewust.

Het Onbewuste is dus volgens Von Hartmann het wezen der wereld. Materie en bewustzijn zijn verschijningen van het Onbewuste. Het individu heeft geen eigen, zelfstandig bestaan, maar is een voorbijgaande constellatie. Het ik is een verschijnsel, evenals de regenboog in de wolken. Zooals de regenboog is het ik geboren uit een samentreffen van verhoudingen. Waren die verhoudingen anders, dan zou de regenboog er niet zijn, dan zou ook het ik er niet wezen.

Na een poos kan op dezelfde plaats een andere regenboog ontstaan, die geheel op de eerste gelijkt, maar toch niet dezelfde is. Zoo kan straks na mij een ander mensch komen, die op mij gelijkt als twee druppels water, maar een heel ander persoon is. De persoon, het individu heeft slechts zeer betrekkelijke waarde; blijvend, eeuwig waardevol is alleen het Onbewuste.

Het is een groote dwaling van Von Hartmann, wanneer hij meent, dat deze godheid = het Onbewuste veel overeenkomst heeft met den God der Christenen. Immers, ten eerste, wordt door dezen wijsgeer de persoonlijkheid Gods geloochend, hetwelk een gevolg is van zijn pantheïsme, terwijl het Christendom, dat het theïsme leert, de persoonlijkheid Gods belijdt. En ten tweede wordt het product van Von Hartmanns speculatie, hetwelk Onbewuste heet, wel voorzien van enkele algemeene metaphysische kenmerken, die men aan de godheid toekent, maar dit denkproduct is wezenlijk onderscheiden van den Heere onzen God, die een God van genade is voor zondaren en een Vader van zijn kinderen in Jezus Christus. Ten derde is in God niets onbewust; in Hem is geen donkerheid; Hij is een licht en er is in Hem gansch geen duisternis. Zoo is Von Hartmanns bepaling van het wezen der godheid door een diepe kloof van het Christelijk Godsbegrip gescheiden.

Dit Onbewuste, dat wil en idee tot praedicaten heeft, is de oorzaak van de existentie der wereld. Door een toeval, oorzaakloos is de wil overgegaan tot objectivatie. De wereld is er bij ongeluk gekomen en het ware beter, zoo zij niet bestond.

Toen nu de wil was begonnen te werken, kwam ook de idee in actie. Het Onbewuste heeft het bewustzijn in het aanzijn geroepen, opdat wij door het bewustzijn tot de erkentenis zouden komen, dat deze wereld er eigenlijk niet moest zijn en wij aan haar ondergang moeten meewerken.

Naast dit aan Schopenhauer herinnerende pessimisme loopt er nog een andere draad door Von Hartmanns denken. Hij erkent de groote capaciteiten van Leibniz, die deze wereld de best mogelijke achtte, een product van de wijsheid Gods.

Von Hartmann zegt eveneens, dat de wereld de best mogelijke is, omdat het logische in haar werkzaam is. Hij wil de wereld niet ruw vernietigen, maar op ideëele wijze laten ondergaan.

We moeten het Onbewuste, dat zich te onzaliger ure in deze wereld geobjectiveerd heeft, weer van zijn ellende verlossen. Ter beschrijving van deze ethisch-religieuze taak gebruikt Von Hartmann eene aan de Christelijke theologie ontleende terminologie. De mensch verlost niet alleen zichzelf, maar ook de godheid van zijn ellende. Hier wordt de diepste idee van het Christelijk Evangelie in haar tegendeel veranderd en blijkt niet alleen dat de wijsgeer Von Hartmann ver verwijderd is van het „induktive Verfahren”, maar dat hij antithetisch staat tegenover de openbaringsgedachten.

In de kennisleer of noëtica kiest Von Hartmann voor een transcendentaal realisme. Hij handhaaft met kracht, dat we moeten uitgaan van het objectief bestaan van de wereld buiten ons. De wereld wordt ons opgedrongen. We maken haar niet. Hij is dus een bestrijder van het idealisme, dat in de nieuwere Duitsche filosofie jaren lang oppermachtig heeft geheerscht. In de laatste jaren, nu er weer kentering komt in de kennistheorie en velen van een of ander realisme voorstanders geworden zijn, vindt de kennistheorie van Von Hartmann meer waardeering.

Ook sluiten nieuwere biologen zich weer bij Von Hartmann aan, omdat hij naast de mechanische causaliteit het recht der teleologie handhaaft.

< >