Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Duim

betekenis & definitie

I. Bij de wijding eens priesters werd de duim zijner rechterhand met het bloed van den tot het wijdingsoffer dienenden ram bestreken, als het hoofddeel van het lid, waarmede hij hoofdzakelijk den heiligen dienst te verrichten had (Lev. 8 : 23); hetzelfde lid werd tot wederopname van den gereinigden melaatsche in de gemeenschap van het priesterlijke volk, met bloed en later met olie gezalfd (Lev. 14:17).

II. Den Kanaanietischen koning Adonibezek hieuw de stam Juda de duimen aan handen en voeten af, zooals hij zelf 70 koningen gemarteld had. Deze wreede wraak, die ook bij andere volkeren in de oudheid voorkomt, zooals bijv. de Atheners haar aan de Aegineten uitoefenden, moest den vijand tot het verdere dragen van wapenen ongeschikt maken (Richt. 1 : 6).

< >