Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Duif

betekenis & definitie

Zij komt in de geheele wereld voor, het talrijkste in de heete landen, leeft paarsgewijze in wouden en rotskloven (Jer. 48 : 28), maar gewent zich gemakkelijk aan de nabijheid der menschen. Zij munt door vele edele eigenschappen uit.

Met een bekoorlijke gedaante, niet zelden schoone, glinsterende vederen, groote tot uiterst snelle vlucht dienende vleugels vereenigt zij weêrkeerige teederheid van het mannetje en wijfje, reinheid, argeloosheid en vreedzaamheid jegens andere dieren, welke eigenschappen hare uitdrukking in het heldere, vriendelijke oog vinden. Wat het lam onder de viervoetige dieren is, is de duif onder de vogels.

Haar beeld is daarom in de liefelijkste en heiligste tooneelen, schilderingen en leeringen der HeiligeSchrift vermengd: zij is de goddelijke bode van het vredeverbond Gods met Noach en het menschengeslacht (Gen. 8 : 11); zij dient zinnebeeldig tot verheerlijking van den hemelschen Bruidegom en zijne bruid (Hoogl. 1 : 15; 2 : 14; 5 : 2, 12); meteen duif in zilver- en goudglans glinsterend, gelegerd tusschen de kudden, wordt Israël in den tijd des vredes vergeleken (Ps. 68:14); de snelle duivenvlucht, die haar voor menigen roofvogel beschermt, wenscht zich David vergelijkenderwijze tegen zijn vervolgers (Ps. 55 : 7), en maakt Jesaja tot een beeld van de uit het vreemde land in het dierbare vaderland terugkeerende kinderen van Jeruzalem (Jes. 60 : 8); zij was het eenige, voornamelijk ten gunste der armen geoorloofde offerdier onder de vogels, waarmede ook Jozef en Maria hun eerstgeborenen zoon losten (Luc. 2:24); in hare gestalte zag Johannes de dooper den Heiligen Geest op Jezus nederdalen (Matth. 3 : 16; Marc. 1 : 10; Joh. 1 : 32; Luc. 3: 22), en hare argeloosheid prees de Heere zijnen jongeren als voorbeeld aan (Matth. 10 : 16), terwijl ook de met argeloosheid zoo licht gepaard gaande verleidbaarheid een kwade trek in de schildering van het onverstandige, aan de verlokkingen van Egypte en Assur zich overgevende Israël is (Ezech. 7 :11).Haar kirren is voor den Oosterling een beeld van het menschelijke zuchten en klagen (Jes. 38 :14; 59 :11; Nah. 2 : 8).

< >