I. In eigenlijken zin: iemand te drinken geven, den dorst lesschen (Spreuk. 25:21; Rom. 12 : 20; Matth. 10 : 42; 25 : 35; 37 : 42; Marc. 9 : 41), dikwijls geen geringe liefdedienst in het heete waterarme Oosten.
II. Oneigenlijk van land, dat de Heere met regen drenkt (Deut. 11 : 11; Ps. 65 : 11), van de aarde, die hij met zijn zegen overstroomt, en met zijne goederen vervult (Sir. 39:27).
III. Geestelijk. Met geestelijke verkwikkingen drenkt de Heere rijkelijk als met een stroom allen, die op Hem vertrouwen (Ps. 36 : 9). Door den doop in Christus, d. i. den waren doop zijn wij allen met éénen Geest gedrenkt (1 Cor. 12 : 13), worden allen deelachtig de gaven van den Heiligen Geest en daardoor ingelijfd in het lichaam van Christus. Deze drenking zet zich voort in het Heilig Avondmaal; waarin wij den waren drank, het bloed van Christus, deelachtig worden.
