Zij behoorde tot de tooverij, waarzeggerij en duivelskunstenarij door den Heere verboden (Ex. 22 : 18; Lev. 19 : 31; Lev. 20:6). Deze zijn de spotbeelden van de gave der profetie en van de wonderkracht door God verleend aan zijn profeten.
Onder alle Oostersche volken is de mantiek alleen in Israël verboden. Toch werd zij wel sterk gedreven door het afgodisch volk (1 Sam 28; 2 Kon. 21:6; Jes. 8:19; Mich. 3 : 11; Jer. 29 : 8; Zach. 10 : 2).
Eender voornaamste vormen dezer praktijken was de doodenbezwering. De toovenaars gaven voor dat zij door formules de dooden weer in het leven konden terugroepen.
Misschien lieten zij de dooden dan spreken door hun stem na te bootsen door een soort van buikspreken.
