Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Dogmengeschiedenis

betekenis & definitie

is de historische uiteenzetting van de ontwikkeling der Christelijke leerstukken. De Schrift bevat al de gegevens voor de dogmata, maar geeft zeker nog geen dogmata in eigenlijken zin.

Al spoedig werd echter de kerk genoodzaakt, zoowel van buiten af door de opkomende ketterijen en bestrijdingen, als van binnen uit door het ontwakende denken, om zich rekenschap te geven van haar geloof, om de waarheid, door God haar geschonken, dieper in te denken, scherper te formuleeren, krachtiger te verdedigen. Zoo kwam het sedert de tweede eeuw allengs tot dogmenvorming.

De eerste eeuwen hadden daarbij een fundamenteele beteekenis, want ten eerste liep toen de strijd tusschen de kerk en hare tegenstanders inzonderheid over het wezen des Christendoms, dat is, over den persoon van Christus in zijne verhouding tot God en tot de menschheid (de wereld), en ten andere was de kerk toen nog één; het Christologische en trinitarische dogma is aan de kerk van het Oosten en die van het Westen gemeen; de eerste conciliën werden ook door het Protestantisme erkend. Ook daarna heeft de dogmenvorming zich voortgezet, maar in verschillende richtingen.

Rome sloeg een eigen weg in, breidde haar dogmata steeds uit, en kondigde nog in 1870 het dogma van de pauselijke onfeilbaarheid af. De kerk in het Oosten beweert de kerk der orthodoxie te zijn en blijft staan bij de eerste zeven algemeene conciliën (Nicea II 787).

De Luthersche kerk ontving haar laatste symbool in de Formula Concordiae van 1580, de Gereformeerde kerk in de confessie van Dordrecht 1618 en van Westminster 1647.

< >