Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

De Franken

betekenis & definitie

Een Westgermaansche stam die zich omstreeks het jaar 100 v. Chr. uit het volkerenverband der Sueven heeft losgemaakt om aan den beneden-Rijn zijn woonplaatsen te kiezen.

Tacitus en Pliniu's maken van hen gewag onder den oudsten naam van Istaevones. Tot hen behoorden de Batavieren, de Brukten en vele anderen.

Een groot deel der Franken aan den linker-Rijnoever wonend, werd in de eerste eeuwen na Chr. onderworpen door de Romeinen; de stammen wonend in het tegenwoordige Westfalen, door de Saksers. In de vijfde eeuw veroverden de Franken zich in duurzaam bezit het gebied links van den Rijn gelegen en sinds dien ligt hier de grens tusschen de gebieden waar de Duitsche en waar de Fransche taal de heerschende is.

De Franken vielen in dezen tijd in twee hoofdstammen uitéén: 1. De Saliërs, in het mondingsgebied van den Rijn en de Somme; vandaar nog de naam: „Salische wet” (Lex Salica), opgesteld tusschen 486 en 496, daarna in den Christelijken tijd eenigermate gewijzigd en aangevuld, bevattende de bepaling dat vrouwen van de erfopvolging (later ook bij den monarchalen regeeringsvorm) uitgesloten waren. 2.

De Ripuariërs, die omstreeks 500 een rijk vormden met Keulen als hoofdstad, dat zich uitstrekte van den Eifel, in ’t Westen begrensd door de Maas, tot aan de Zuiderzee en de Friezen. Hun wetboek is als Lex Ribuariorum nog bekend.

Behalve deze golden in het Duitsche Rijk nog drie stammen als Franken: de Lotharingers (Moezel-Franken), de Rijn-Franken (Nassau, Pfalz, beneden-Main en Neckar) en de Oost-Franken (vermenging van Franken en Thüringers).Het feit dat koning Clovis zich in 496 liet doopen, is van de grootste beteekenis geworden voor de Christelijke kerk. Daardoor is de zege van het Christelijk geloof over het Germaansche Heidendom verzekerd geworden. Wel vond de overgang van het Frankische volk tot het Christendom eerst zeer geleidelijk plaats, maar het Frankische rijk gold toch sedert Clovis’ doop als Christelijk. De bepaling dat de koninklijke goedkeuring en bevestiging voor de keuze der bisschoppen noodzakelijk was, legde den grondslag daarvoor dat de Frankische kerk gedurende den geheelen Merovingischen tijd het karakter van landskerk heeft gedragen en bewaard.

Voorts is er een hertogdom Franken geweest in het oude Duitsche rijk, zich uitstrekkende aan beide zijden van den Rijn (Elzas tot Bingen) en aan beide zijden van de Main. Het werd in 939 opgeheven, maar de titel bleef voortleven en werd nog door meerderen gedragen, bijv. door koning Koenraad III. Later toen keizer Maximiliaan I het rijk in 10 „kreisen” verdeelde (1500 en 1512) kwam er ook een Frankische kreis bij. In 1806 verdwijnt met het rijk ook deze naam; in 1837 keert de naam in de namen Ober-, Mittel- en Unter-Franken terug.

< >