De grootste dichter van Italië en een van de drie grootste aller eeuwen (Homerus, Dante, Sheakspeare) is in 1265 te Florence geboren en stierf na een veelbewogen leven te Ravenna in 1321.
Hij was een man van schitterende gave en van groote veelzijdigheid. Op geen enkel gebied van het menschelijk leven en streven is hij een vreemdeling gebleven. Hij heeft eer en roem gekend, ook diepe vernedering en pijnlijke armoede; hij heeft geijverd voor kerk en staat, hij beschikte over groote geleerdheid, was theoloog en filosoof, staatsman, krijgsman, rechtsgeleerde, historiekenner, diplomaat, stedelijk regeerder, natuur- en sterrenkundige, maar boven alles en voor alles dichter.
Van vaders zijde uit een oud Florentijnsch geslacht gesproten, ontving hij bij zijn doop den naam Durante, later tot Dante verkort, van moeders zijde had hij aanspraak op den naam Allighieri. Zijn levensgeschiedenis is al spoedig met vele legendarische elementen opgesmukt, zoodat er weinig met stellige zekerheid van te zeggen valt. Wel hebben allerlei nasporingen in oude archieven feiten en data vastgesteld, maar daarmee is de reconstructie van Dante’s leven nog niet veel gevorderd, en het minst wel de psychologische benadering van zijn machtig-diepzinnigen en fijn-artistieken geest.
Wel weten we, dat hij slechts de eerste helft zijns levens in zijn vaderstad doorgebracht heeft, en daarna ten gevolge van allerlei politieke verwikkelingen in ballingschap is gegaan. Hem werd ten onrechte ten laste gelegd zichzelf ten koste zijner stad in zijn ambt als regeerder verrijkt te hebben, een vergrijp waarvan Dante zoo afkeerig was, dat hij in zijn Divina Comoedia de bedrijvers daarvan verdoemd heeft tot in het diepst der hel (Inferno 22 : 53, 87, 136; 21 : 41). Zelfs werd hij, indien hij ooit terugkeerde in Florence, bedreigd met den brandstapel, later met onthoofding. Zoo moest hij huis en haard verlaten, en verre van zijn vrouw Gemma de Donati en zijn zeven kinderen ronddwalen van stad tot stad, waarbij hij meermalen heeft moeten bedelen om brood. Onvruchtbaar is die droeve periode hem niet geweest; zijn heerlijkste gedichten heeft hij er in vervaardigd.
Zijn poëzie dankt haar inspiratie aan een jeugdliefde die op heel zijn leven een stempel heeft gezet, n.l. ten opzichte van Beatrice, de dochter van een aanzienlijk Florentijnsch burger. Hij zag haar voor het eerst toen zij 9 en hij 8 jaar oud werd ter gelegenheid van een Meifeest in Florence. Zelf heeft hij die ontmoeting beschreven iii La vita nuova. Zijn liefde was en bleef een zuiver ideale. Dante heeft er niet naar gestreefd Beatrice te bezitten of met haar te huwen, de herinnering maakte haar beeld steeds rijker in zijn geest; zij werd als zijn onzichtbare levensgids, het voorwerp zijner teederste liefde en mystieke vereering. Na Beatrice’s dood werd dit niet minder, al treurde hij over haar gemis, zij bleef toch zijn geest beheerschen.
Later had Dante, toen de toestanden veranderd waren, naar Florence kunnen terugkeeren, maar de voorwaarden, hem gesteld, waren zoo vernederend dat hij er niet aan wilde voldoen. Zijn laatste levensjaren bracht hij, van materiëele zorgen bevrijd, ongestoord door bij een vriend Guido Novello da Tolenta, heer der stad Ravenna.
Van zijn talrijke dichtwerken is het meest beroemde De divina Comoedia.
Den titel Comoedia is van Dante zelf afkomstig, het predicaat divina = goddelijke, heeft het vereerend nageslacht er aan toegevoegd. In Florence en de andere steden werd al wat niet in de landstaal geschreven werd Comedie genoemd. Bijzonder koos Dante dat opschrift omdat zijn gedicht begon in de diepte en opklom tot de hoogte, van het vreeselijke en ontzettende ging het naar het schoone en begeerlijke.
Zijn Comedia bevat nl. een soort allegorisch visioen waarin de toestand der afgestorvenen wordt beschreven in de drie sferen van
1°. de hel,
2°. het vagevuur,
3°. den hemel — naar de toenmalige Roomsche voorstelling.
In ruim 14.000 in terzinenvorm geschreven verzen heeft Dante zijn stof streng harmonisch geordend en opgebouwd tot een prachtig architectonisch geheel, waarmee geen tweede gedicht, zelfs Homerus’ Ilias niet, wat de streng volgehouden evenredigheid betreft, te vergelijken is.
Het is ondoenlijk in weinige regels een indruk te geven van den rijken en veelzijdigen inhoud dezer geschriften; wij staan hier met bewondering voor een der meest geniale scheppingen van den menschelijken geest, al bemerken wij duidelijk dat zelfs een man als Dante niet uit de gebondenheid van zijn tijd en het Roomsche bijgeloof ontkomen kon, en het geheel niet gegrond is op Gods Woord, maar veel meer op traditie, bijgeloof en verbeelding.
Wat is de bedoeling van den dichter met zijn Comoedia geweest ? Zeven eeuwen hebben er reeds over gepeinsd, onderzocht, gegist en gemist. Nog altijd blijft de oudste uitlegging de meest houdbare, nl. dat we hier te doen hebben met een allegorie der menschelijke ziel, die den weg der zonde met afschrik en berouw moet verlaten, opklimmen moet door loutering en boete heen tot gelukzaligheid.
Vele inlasschen over politieke gebeurtenissen bestraffen zonde van regeerders, vorsten, steden en volkeren, en vandaar dat meermalen beproefd is het geheel in politieken zin te verklaren.
Waar Dante twee eeuwen voor de Reformatie leefde, is het een ijdel ondernemen hem te rangschikken, gelijk men wel beproefd heeft, onder de wegbereiders der Hervorming. Maar wel moet in het oog gehouden, dat zijn invloed ver heeft gereikt, en hij niet tevergeefs heeft getuigd tegen de verwereldlijking, de zedeloosheid en hebzucht der priesters, met den Paus voorop, gelijk hij ook anderzijds tegenover de traditie en de pauselijke decreten het Evangelie als de hoogste bron der godskennis heeft aangewezen.