Daar God een levende God is, spreekt Hij tot ons niet alleen door woorden, maar nog duidelijker door daden, door de openbaringen van zijn almachtige, heilige liefde. Zij zijn verschrikkelijk voor zijn vijanden, troostrijk voor zijn volk (Deut. 4 : 34).
Als de grootste, meest wonderbare daad Gods en als het krachtigst onderpand voor de toekomstige verlossing, wordt meermalen de redding uit den ijzeren oven van Egypte genoemd (Ps. 77 : 16; Exod. 15 : 1). De wonderen van Jezus worden zijn heerlijke daden of werken genoemd (Luc. 13 : 17; 24 : 19; Matth. 11 : 23; 20 : 21 ; 13 : 54; Marc. 6 : 2).
In Nazareth kon Hij geen enkele kracht doen, omdat Hij er geen geloof vond (vs. 5, 6). God trekt zijn hand terug bij het ongeloof der menschen.
Het doen Gods, de bron van alle bijzondere daden, is zijn geheele handelwijze jegens wereld en menschen, vooral de zegeningen, die Hij verspreidt, de betrekkingen, waarin Hij tot de zijnen staat (1 Kron. 17 : 18; Ps. 9 : 12; 28:5; 66:5; 73 : 28; 105 : 1; Jes. 12 : 4). Al zijn doen is waarheid en recht zijn zijn wegen.
Dit belijdt zelfs de Heidensche Nebukadnezar na zijn verootmoediging (Dan. 4 :34). Gods handelwijze is een groot, een aaneengeschakeld wonderII. Van goede en kwade daden der menschen (Hand. 19 : 11; Ezra 6 : 11; 7 : 26; 2 Cor. 7 : 11; Deut. 8 : 18; 2 Kon. 8 : 4). Van wonderen door menschen gedaan in Jezus’ naam (Matth. 7:22; Marc. 9 : 39).
III. Hij (de dader) zal zalig zijn in zijn doen (Jac. 1 : 25). Jacobus zegt hier niet: door de werken of uit het doen en ter wille van dat doen, maar in het doen der godgevallige werken zal de mensch zalig zijn, aldus dit doen is reeds een deel van zijn zaligheid. Somtijds wordt er de geheele levenswijze eens menschen door uitgedrukt, maar dan ook wel het woord weg gebruikt (Jes. 65 : 7; Ezech. 9 : 10; Job. 34 : 11; Ps. 10 : 5; 46 : 14; Jer. 17 : 10; Hos. 4 : 9).
Gepubliceerd op 29-12-2019
Daad, doen
betekenis & definitie