Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Confirmatie

betekenis & definitie

De confirmatie (confirmatio) of het vormsel is een sacrament der Roomsch-Catholieke kerk, waardoor, naar de leer dier kerk, aan den gedoopte door handoplegging, zalving en gebed de kracht des Heiligen Geestes wordt medegedeeld tot een kloeke en standvastige belijdenis des geloofs.

Ofschoon vele Roomsche dogmatici (Heinrich, Lehrb. d. Kathol. Dogmatik, 1900, II, 647) erkennen dat de instelling van het vormsel als sacrament door Christus nergens in de Heilige Schrift is uitgesproken, zijn zij toch van oordeel dat dit sacrament steunt op uitspraken der Schrift (Hand. 2 : 38 ; 8 : 14—18 ; 14 : 22 ; 19 : 6 ; 2 Cor. 1 : 21), waar van het ontvangen van den Geest na handoplegging en doop sprake is. Vooral wordt aangevoerd 2 Cor. 1 : 21, waar de Vulgata leest: qui autem confirmat nos vobiscum in Christo et qui unxit nos, deus. Doch in het Nieuwe Testament lezen wij nergens van een verband van den doop met de zalving. En al wordt wel gespro-ken van de handoplegging in verband met den doop, de scheiding der handoplegging van den doop en het verheffen daarvan tot het sacrament van het vormsel is rechtstreeks in strijd met de Heilige Schrift.

Eerst in de derde eeuw kwam het in gebruik dat de doop door een zalving en door handoplegging werd aangevuld. Waarschijnlijk uit hiërarchische motieven kreeg dit gebruik een zelfstandige beteekenis, en kwam naast de zalving bij den doop een tweede zalving bij de confirmatie.

In de Grieksche kerk is het gebruik geworden dat de priester onmiddellijk na den doop aan den gedoopte toedient de heilige zalving aan bepaalde lichaamsdeelen, tot sterking des geloofs, terwijl hij daarbij de woorden uitspreekt: „Bezegeling der gave des Heiligen Geestes”. Bij boetedoening na de verloochening van Christus wordt deze zalving herhaald, en ook bij den overgang tot het orthodoxe geloof wordt zij toegepast. Deze zalving geschiedt door den bisschop.

Zoolang aan den bisschop alleen het recht van den doop toekwam, sloot de zalving direct aan bij den doop. Maar toen ook de presbyters, eerst in opdracht van den bisschop, en later uit kracht van hun recht als geestelijk verzorger der parochie, den doop bedienden, ontstond de vraag of ook de priester het recht der zalving en der handoplegging bezat. In Rome werd aan den priester wel de zalving met de door den bisschop gewijde olie toegestaan, maar de zalving mocht niet aan het voorhoofd geschieden. Deze moest later door den bisschop worden geschonken. De priester mocht alleen de zalving toedienen op de kruin van het hoofd. Ook werd de handoplegging losgemaakt van de doopsbediening. Zoo werd geleidelijk de zalving bij den doop onderscheiden van de zalving door den bisschop, en daarmede de instelling van een bijzonder sacrament van het vormsel voorbereid.

Het sacrament der confirmatie, dat voor het eerst door Hugo van St. Victor als tweede sacrament werd genoemd en door Thomas van Aquino als sacrament werd geprezen, werd door het tweede algemeene concilie van Lyon (1274) als dogma der kerk geleerd, door het concilie van Florence (1439) in het decreet van paus Eugenius IV „Pro Armenis” kerkelijk vastgesteld en tot tweede sacrament der kerk verheven.

Het concilie van Trente (Sess. 7, de confirm. can. 1) heeft de confirmatie uitdrukkelijk als sacrament voor de kerk ingescherpt. Volgens het Pontificale Romanum van Urbanus VIII van 17 Juni 1644, waarbij de bisschoppelijke handelingen zijn vastgesteld, geschiedt de confirmatie aldus, dat de bisschop zijn duim indoopt in de heilige zalf; daarna met de zalfolie een kruis maakt op het voorhoofd van den te vormen persoon, en de woorden uitspreekt: N. Signo te signo crucis et confirmo te chrismate salutis in nomine Patris et Filii et Spiritus sancti (N. ik teeken u met het teeken des kruises en ik vorm u met de zalf des heils in den naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes). Daarna geeft hij hem een zachten kinnebakslag met de woorden: „pax tecum” (vrede zij u).

De zalfolie wordt op den Witten Donderdag door den bisschop, geholpen door zijn priesters, wier aantal gewoonlijk 12 is, voor het gebruik van het geheele jaar door gebed, exorcisme en aanblazing gewijd, en na de wijding met de woorden: Ave sanctum chrisma (wees gegroet, heilige zalf) begroet.

De werking van het vormsel bestaat in de mededeeling van den Heiligen Geest volgens de zevenvoudige gaven (Jes. 11 : 2), vooral tot sterking des geloofs, opdat een Christen moedig den naam des Heeren belijde. Met deze handeling wordt de in den doop ontvangene gave en deugd voltooid. Vandaar de naam confirmatie (bevestiging). De werking geschiedt, evenals bij elk Roomsch sacrament, ex opere operato (krachtens het volbrachte werk).

Gewoonlijk wordt de confirmatie bediend aan de kinderen op den leeftijd van 7 tot 12 jaar.

In de bisschoppelijke kerken wordt de confirmatie telken jare bediend, meestal ten tijde van het Pinksterfeest. Doch in de parochiekerken is de confirmatie afhankelijk van de visitatie van den bisschop, die zelf den tijd van de confirmatie bepalen kan.

Geëischt wordt bij de confirmatie een getuige of peet van hetzelfde geslacht als de persoon, die geconfirmeerd wordt. Hierdoor ontstaat een geestelijke verwantschap.

De confirmatie sluit niet, zooals bij de Lutherschen, het onderwijs der jeugd af. Wel is voor een goede voorbereiding het waardig ontvangen van het sacrament noodig. Een ongedoopte kan het niet ontvangen.

Uit het bovenstaande blijkt dat de confirmatie als sacrament niet door Christus is ingesteld, maar de Roomsche hiërarchie haar, evenals andere niet in de Schrift gegronde plechtigheden, noodig gekeurd heeft om de leden der kerk gedurende alle stadiën des levens onder den invloed en in afhankelijkheid van de kerk te houden. De Reformatoren hebben dan ook het sacrament der confirmatie als een bijgeloovige ceremonie verworpen. Hun bezwaar ging allereerst tegen het feit dat Christus de confirmatie niet als sacrament heeft ingesteld. En voorts golden als bezwaren niet alleen de ceremoniën en de magische werking van het sacrament van het vormsel, maar ook het gemis van een goede catechetische voorbereiding van de kinderen, die tot het sacrament worden toegelaten.

In de kerken der Reformatie stelde men in plaats van de Roomsche confirmatie een liturgische handeling, waarbij de gedoopte, na onderwijzing en belijdenis des geloofs, toegelaten werd tot het gebruiken van het avondmaal.

Luther heeft wel aan een omvorming van de Roomsche confirmatie gedacht, zonder echter tot de uitvoering daarvan over te gaan. De eerste die de evangelische confirmatie zocht in te voeren was Martin Bucer te Straatsburg. Hij trachtte, om aan de bezwaren der Wederdoopers tegen den doop de kracht te ontnemen, een liturgische handeling in te voeren vóór de gedoopten toegang kregen tot het avondmaal, namelijk een belijdenis des geloofs met handoplegging. Maar deze poging gelukte eerst in Hessen, waar voor het eerst in Duitschland de confirmatie is ingevoerd (1539). Doch in de Luthersche landen kwam de confirmatie slechts sporadisch in gebruik.

In de Gereformeerde landen werd meer consequent en systematisch gehandeld. Calvijn schreef een groote en kleine catechismus voor de onderwijzing der jeugd, en in de Ordonnances ecclesiastiques van Genève werd bepaald, dat geen kind der gemeente tot het avondmaal mocht komen, vóór hij belijdenis des geloofs volgens den Geneefschen Catechismus had afgelegd. In navolging van Genève werd ook in de Gereformeerde kerken van andere landen zulk een openbare belijdenis na voorafgaande onderwijzing der jeugd ingevoerd.

In de Luthersche landen vond de confirmatie, vooral door de tegenwerking der enthousiasten en van de strenge Lutherschen, weinig bijval, en de ellende van den 30-jarigen oorlog bewerkte dat de confirmatie geen ingang vond, en zelfs, dat zij ook daar waar zij ingevoerd was, werd nagelaten.

Het is vooral Spener en het Piëtisme geweest, die voor de confirmatie in Duitschland den weg hebben bereid. De treurige toestand van het geestelijke en het kerkelijke leven wekte bij Spener de begeerte, om door de onderwijzing der jeugd op het hart in te werken, en een persoonlijk onderzoek bij de jeugdige leden in te stellen in aansluiting met het onderzoek voor den toegang tot het avondmaal. Het objectieve karakter der handeling moet veranderd, en alles aangewend om de jonge lieden tot bekeering, tot berouw en heiliging des levens te brengen.

De Rationalisten volgden de Piëtisten, en zochten door plechtige handelingen het gemoed der jeugdige leden te bewerken. Sedert is de confirmatie of de plechtige belijdenishandeling in Duitschland algemeen in gebruik gekomen. Vóór de jonge leden geacht worden het publieke leven te kunnen intreden, op een leeftijd van ongeveer 14 jaren, heeft het confirmatiefeest plaats. Deze confirmatie is in de Evangelische kerk in Duitschland de godsdienstige handeling, waarbij de kerk van de jonge gedoopte leden de belijdenis, als uitdrukking van hunne keuze om wat bij den doop is verklaard op zich te nemen, vraagt, en hun door handoplegging het recht om deel te nemen aan het avondmaal en het recht om als peet op te treden schenkt en hen als volgerechtigde leden der gemeente bevestigt. De kerk verzekert zich door onderzoek naar de verkregen kennis van hunne voldoende ontwikkeling en rijpheid.

De Gereformeerde kerken in Nederland kennen het woord confirmatie voor een kerkelijke handeling, die den toegang tot het avondmaal ontsluit, niet. Volgens de Gereformeerden, die leven uit de beginselen van Calvijn, is de gedoopte van Godswege geroepen om hetgeen van hem bij den heiligen doop werd beleden voor zichzelven bewust te aanvaarden, en zich als een oprecht geloovige te openbaren. Het geloof moet uitkomen in de bekeering en zich uitspreken in een oprecht belijden van Christus als zijn zaligmaker. Noodzakelijk is voor het doen van belijdenis des geloofs de kennis van de Heilige Schrift en van de leer der kerk, maar deze kennis mag zich niet beperken tot een uiterlijk verstandelijke kennis, maar moet gepaard gaan met de overtuiging dat men Christus als Borg en Middelaar noodig heeft en Hem in oprechtheid wenscht te dienen. De belijdenis des geloofs is het uitspreken van wat leeft in het hart, van de innerlijke overtuiging dat Jezus Christus is de Zaligmaker en van de begeerte om Hem door het geloof te dienen en te vreezen.

Daartoe dient ook de onderzoeking voor den raad der gemeente. Niet ieder kan zoo maar tot de openbare belijdenis worden toegelaten, maar de kerk stelt een wacht bij den toegang tot het sacrament, opdat geen onwaardige kome tot den disch des Nieuwen Verbonds. Dat onderzoek dient te gaan over iemands leven, over de gesteldheid van iemands hart en over de kennis van den vollen raad Gods tot behoudenis.

Na het onderzoek voor den kerkeraad volgt de openbare geloofsbelijdenis, waardoor de toegang tot het sacrament des avondmaals wordt geopend.

< >