Samenkomsten van kerkelijke afgevaardigden om over kerkelijke aangelegenheden te handelen, beslissingen te nemen over leer, leden, cultus en kerkregeering.
Eerst hield men diocesiaan-synoden (sommigen gaven dezen naam aan de patriarchaal-synoden). Deze werden gehouden binnen de diocese van den bisschop en op deze synoden werden alleen die zaken behandeld, welke betrekking hadden op die diocese.
Daarop volgden de metropolitaan-synoden ook wel genoemd provinciale synoden, maar deze laatste naam kan licht tot misverstand aanleiding geven, omdat op deze synoden niet altoos alle kerken uit één provincie vertegenwoordigd waren. Deze synoden stonden onder leiding van den metropolitaan.
Boven deze stonden de patriarchale synoden, ook wel genoemd nationale synoden, waar de patriarch voorzitter was. Zij vertegenwoordigden alle kerken in het patriarchaat (b.v. van Antiochië of Jeruzalem).
Nog hooger stonden de generale synoden. Dat waren synoden, waar een gedeelte van alle kerken verzameld was, b.v. de Oostersche kerk of de Westersche kerk.
Eindelijk hield men oecumenische synoden of conciliën (oecumenisch is afgeleid van het Grieksche woord oekoemenè, d. i. de bewoonde [wereld]). Op zulk een concilie waren alle kerken vertegenwoordigd.
Behalve deze hield men ook nog wel endemische synoden. Dat waren kerkvergaderingen, welke in Constantinopel gehouden werden door bisschoppen, die daar tijdelijk uit verschillende provinciën aanwezig waren. Het eerste oecumenische concilie werd door keizer Constantijn den Groote bijeengeroepen. De Staat liet rechten gelden in deze voornaamste kerkelijke vergadering. Een keizerlijke commissaris opende na het lezen van een keizerlijk edict dat concilie.
De besluiten, welke er genomen werden, droegen verschillende namen. Hadden zij betrekking op het geloof, dan heetten zij dogmata. Zagen zij op de belijdenis der kerk, dan noemde men ze symbola en hielden zij verband met de regeering der kerk, dan sprak men van canones. Stemgerechtigd op deze conciliën waren alleen bisschoppen. Deze konden zich ook door anderen laten vervangen. Veelal gebruikten de bisschoppen daar diakenen voor. De bisschoppen van Rome zonden meestal legaten.