18 Maart—31 Mei 1871. De Nationale Vergadering, 12 Februari 1871, te Bordeaux saamgekomen, was in haar meerderheid royalistisch-conservatief.
Zij verlegde op 10 Maart haar zetel niet naar Parijs, het broeinest der revolutionaire ideeën, maar naar het aristocratische Versailles. Op 13 Augustus 1870 was de betaling der wissels in Parijs voor 3 maanden opgeschort en op 13 November voor onbepaalden tijd geschorst.
Nu werd bepaald, dat de op 13 November vervallen wissels op 13 Maart aangeboden konden worden. Dat veroorzaakte veel rumoer onder de kleine burgerij.
De ontevredenheid nam steeds toe. Parijs koos een stadsbestuur van 90 leden.
Deze conseil général en het reeds bestaande comité général (opgericht 15 Februari) vormden samen de regeering der Commune (25 Maart). De leiders der Commune behoorden tot de Communisten.
De heerschappij van de Commune duurde slechts twee maanden. Conscriptie en leger werden afgeschaft.
Alleen de nationale garde werd behouden.
Kerk en staat werden gescheiden.
Op 12 April werd besloten de Vendome-zuil neer te werpen. Op 16 April werd de betaling der wissels geregeld.
De bank van Parijs werd gedwongen 17 millioen francs aan de Communisten te geven. 4 Mei afschaffing van den eed. 5 Mei verbod van bakkers-nachtarbeid. Parijs en Versailles lagen zwijgend tegenover elkander.
De opmarsch der Communisten 3 April was teruggeslagen. Inmiddels waren de Fransche troepen uit hun gevangenschap in Pruisen teruggekeerd.
Thiers organiseerde een leger van 139.000 onder Mac-Mahon. Op 21 Mei drong dit leger door een onbewaakt bastion Parijs binnen.
Een wilde acht-daagsche worsteling volgde (21—28 Mei). Vijfhonderd barricaden werden met de bajonet genomen.
Toen de Communisten zagen, dat hun zaak verloren was, vermoordden zij hun gijzelaars o.a. den aartsbisschop Darboy, Bonjean e.a.
Razende „petroleuses” staken de Tuillerieën, het paleis van Justitie, het ministerie van Financiën en het stadhuis in brand.
De laatste troepen weken op 28 Mei naar het kerkhof Père la Chaise, waar zij allen werden neergeschoten. De muur, waar deze tragedie werd afgespeeld heette voortaan „le Mur les Fédérés”.
Er moesten 17.000 dooden begraven worden. De overwinnaars telden 7500 gesneuvelden en gewonden. 46800 oproerlingen werden gevangen genomen.
De rechtbanken waren tot 1875 met deze bezig. Velen ondergingen de doodstraf (257), anderen werden gedeporteerd naar Nieuw-Caledonië (3417).
Later (1878 en 1880) ontvingen velen dezer gedeporteerden gratie.