Door collisie van plichten verstaan wij, dat twee of meer plichten in die mate met elkander botsen (het woord collisie beteekent ook eigenlijk botsing), dat de vervulling van den een slechts mogelijk is, als men den anderen plicht verzuimt. Hierbij moet zuiver worden onderscheiden.
In de eerste plaats dienen alle gevallen te worden uitgezonderd, waarin van werkelijke plichten geen sprake is, waar men zich een plicht inbeeldt, of voor strijd uitgeeft, wat niet anders is dan een conflict tusschen neiging en plicht. Een gierigaard b.v. zal zich van den plicht tot milddadigheid afmaken, door de bewering, dat hij voor zijn gezin moet zorgen, of de spaarzaamheid wil betrachten, doch dan is er van collisie van plichten geen sprake, maar strijdt de neiging der gierigheid tegen de plicht tot barmhartigheid. — Ten tweede moet helder worden ingezien, dat er van een objectieve collisie, d. i. van een botsing, die op zichzelve, buiten onze voorstelling om, plaats zou vinden, geen sprake kan zijn.
Twee plichten kunnen op zichzelf, afgedacht van allerlei omstandigheden, niet strijden. Plicht is immers de door dezedewet mij geboden wijze van handelen, en de zedewet kan niet twee dingen gebieden, die met elkaar in conflict komen.
De wet des Heeren komt niet met zichzelf in strijd. Er is, en dat moet in de derde plaats vaststaan, dan ook alleen een subjectieve collisie van plichten, d. i. een collisie, die alleen bestaat in onze voorstelling en voor ons bewustzijn.
Dat hangt ook met het karakter van den plicht samen. In den plicht ligt altijd een subjectief element.
Op een bepaald oogenblik kan iets mijn plicht zijn, wat het op een ander niet is, en zoo staat de collisie van plichten in verband met allerlei omstandigheden. Gewoonlijk wordt o.a. dit voorbeeld genoemd.
Iemand, die door een vijand achtervolgd wordt, vlucht in de woning van een derde.
Deze derde wordt door den vijand gevraagd, of de vluchteling zich in zijn huis bevindt? Wat moet hij nu doen? Zegt hij neen, dan liegt hij; zegt hij ja, dan staat hij schuldig aan het moorden van den vervolgde.
Botsen hier niet de plichten van het negende en het zesde gebod ? Deze collisie schijnt objectief te zijn, maar is subjectief. Immers, indien de vervolgde werkelijk een onschuldige is, moet de derde hem redden, en mag hij van een list gebruik maken.
Is de vervolgde schuldig, en de vervolger een dienaar der justitie, dan moet hij hem aan den rechter overleveren.Er is dus alleen een subjectieve botsing van plichten mogelijk. Wij kunnen voor ons de voorstelling hebben, dat op een gegeven oogenblik de vervullingvan een plicht onvereenigbaar is met de vervulling van een anderen, dat wij niet weten, hoe wij handelen moeten, en aan welke eischen wij zullen voldoen, zonder dat wij, door den anderen na te laten, zondigen. Zoo ontstaan de conscientiegevallen (casus conscientiae) (zie art. Casuïstiek) waarin wij, overtuigd, dat er een uitweg is, om de botsing te ontgaan, dien uitweg niet of moeilijk zien. Men heeft, om deze collisie zooveel mogelijk te vermijden, van oude tijden af een rangorde van plichten opgesteld, maar die rangorde geeft in de practijk heel weinig. De plicht tegenover den naaste is ook plicht tegenover God.
Eveneens is het onmogelijk om voor deze gevallen regels te geven. Die regels kunnen niet anders dan zeer algemeen zijn, want ieder geval moet op zichzelf worden beoordeeld. Daarom is in de subjectieve collisie, waarin men niet weet hoe te handelen, ieder op zijn eigen zedelijke overtuiging aangewezen, en hebben wij, om tot een juiste en zuivere keuze te komen, ons te beijveren, dat onze consciëntie geoefend en ons inzicht in de zedewet zoo scherp mogelijk wordt. Bij geweten hoort weten, en ons weten, onze kennis van de zedelijke normen moet zoo recht mogelijk zijn.