Een Gereformeerd predikant uit de 17de eeuw, werd den 9den Juni 1590 geboren te Barmen, reeds sedert 1566 het centrum van een aantal bloeiende Gereformeerde gemeenten. De omgeving, waarin Sibelius alzoo opgroeide, oefende een gunstigen invloed op hem uit, zoodat al spoedig de begeerte tot het predikambt bij hem ontwaakte.
Na de Latijnsche school te hebben doorloopen, werd hij in 1605 naar Herborn gezonden voor zijn verdere opleiding, waarna hij te Siegen de theologische faculteit bezocht. Hier promoveerde hij op een proefschrift De fide iustiflcante (Over het zaligmakend geloof).
Vervolgens ging Sibelius eenigen tijd naar Leiden, waar hij met de hoogleeraren Arminius en Gomarus in aanraking kwam. De leer, door Arminius op zijn colleges verkondigd, vond hij echter zeer verwerpelijk; daarentegen gevoelde hij zich sterk aangetrokken tot Gomarus.Op 19-jarigen leeftijd naar Duitschland teruggekeerd, trad hij in dienst van de kerken in zijn vaderland. Eerst was hij predikant te Randerath, waar hij verscheidene jaren met grooten zegen arbeidde. In 1611 werd er met Paschen door niet minder dan 995 doopleden belijdenis des geloofs afgelegd, terwijl er in twee jaar tijds 360 nieuwe leden tot de gemeente toetraden.
Zijn volgende gemeente was Jülich, in hoofdzaak een garnizoensplaats, waar echter eveneens gedurende zijn verblijf het burgerelement der gemeente met meer dan 300 leden werd versterkt. Vooral gedurende een hevige pestepidemie betoonde hij zich hier een trouw zielzorger.
Een collectereis bracht hem in de Nederlanden, waarop een beroep naar Deventer volgde. Sibelius, die zich altoos sterk tot Nederland aangetrokken had gevoeld, zag in dit beroep de hand Gods en nam het dus aan. Den22sten October 1617 deed hij er zijn intree.
Ofschoon pas 28 jaar oud, werd hij het volgende jaar afgevaardigd naar de Dordtsche synode, waar hij zich in het conflict tusschen Arminius en Gomarus met volle overtuiging aan de zijde van Gomarus schaarde. Hoezeer hij bij de kerken in aanzien stond, blijkt ook mede hieruit, dat hij door de synode benoemd werd in de Commissie voor de nieuwe Bijbelvertaling. Van het revisorenconvent, dat gedurende 11 maanden te Leiden vergaderde, was hij sub-scriba.
Ofschoon hij tot zijn dood toe in Nederland is gebleven, heeft hij zich toch gedurende zijn verdere leven nog herhaaldelijk voor de kerken in zijn vaderland verdienstelijk gemaakt en, zooveel in zijn vermogen lag, den opbloei van het Gereformeerde leven aldaar bevorderd.
Den 1sten Januari 1658 is hij gestorven, na reeds 10 jaar tevoren wegens gezondheidsredenen zijn ambt te hebben neergelegd.
Van zijn hand zijn tal van preeken verschenen, geschreven in het Latijn, later in vijf deelen uitgegeven onder den titel Caspari Sibelii opera theologica. Ook schreef hij een catechetisch werk, getiteld Meditationes catecheticae, ter weerlegging van de bezwaren der Remonstranten tegen den Heidelbergschen Catechismus.