Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Capadose

betekenis & definitie

I. Abraham Capadose werd 22 Augustus 1795 te Amsterdam geboren, studeerde te Leiden in de medicijnen, en promoveerde aldaar 24 Juni 1818.

Van afkomst een Portugeesch Israëliet, onderging hij met zijn intiemen vriend Da Costa, den invloed van Bilderdijk, en werd hij tegelijk met den Heer en Mevrouw Da Costa op 20 October 1822 te Leiden door Ds Egeling gedoopt. In 1825 begaf hij zich op het terrein van den kerkdijken strijd met een brochure over de benoeming van den heer Hermanus Brass als ouderling der Nederlandsch Hervormde Gemeente te Amsterdam, met bijgevoegde aanmerkingen betreffende den toestand der vaderlandsche kerk.

Het rumoer, door deze publicatie verwekt, was hevig. Enkele dagen was het zelfs hèt gesprek op de beurs.

In 1829 huwde hij met een geestverwante, mejuffrouw Adriana van der Hoeven. Met haar vertrok hij 23 Februari 1832 naar het Geldersche dorp Scherpenzeel, waar hij in zijn huis ’s Maandagsavonds godsdienstige samenkomsten met eenvoudige vromen hield.

Reeds 6 Augustus 1833 verhuisde hij naar ’s Gravenhage, waar hij tot zijn dood bleef wonen. Tijdens een verblijf in Zwitserland (1836) stelde hij het verhaal van zijn bekeering op schrift, dat onder den titel van Conversion de Dr.

A. Capadose in Neuchâtel het licht zag, en weldra in verscheidene talen werd overgezet ; reeds aanstonds in het Nederlandsch door Da Costa’s zwager M.

J.

Chevallier.

Dit hartaangrijpend verhaal heeft menigeen, niet onder de Israëlieten alleen, tot bekeering geleid, en verbreidde Capadose’s naam bij geestverwanten in het buitenland. Het geschriftje meldt ook nog het een en ander van het ziek- en sterfbed van Mevrouw Capadose, die in April 1837 in Zwitserland overleed.

In Januari 1839 hertrouwde hij met mej. Hendrika Jacoba Abrahams. — Capadose had een kring van uitnemende vrienden, waartoe behoorden, na Da Costa, mannen als Van Hogendorp, Mackay, Elout, Groen, De Clercq, Van Loon en T.

M. Looman.

In 1842 was hij een van „De Zeven Haagsche Heeren” die bij de Synode aandrongen op kerkherstel. Ook vinden wij Capadose geregeld bij de „Christelijke vrienden”, die van 1845—1854 te Amsterdam geregeld samenkwamen.

Hij wijdde zich met toenemenden ijver aan de Evangelisatie, met name ook aan het Zondagsschoolwezen. Hij was de stichter van de Vereeniging van Vrienden Israëls en van de Nederlandsche Protestantsche Vereeniging.

Ook voor de Evangelische Alliantie had hij groote sympathie. Fanatiek bestreed hij de vaccinatie.

Hij ontsliep 16 December 1874.II. Isaac Capadose, zoon van den vorigen, schreef in 1857: Edmund Burke, overzicht van het leven en de schriften van een antirevolutionair staatsman. Hij werd in 1865 te ’s Gravenhage voor het Irvingisme gewonnen. Bij de vestiging eener gemeente aldaar ontving deze Meester in de Rechten de priesterwijding, terwijlhem ruim twee jaren later, in April 1868, de rang van Engel-Evangelist ten deel viel. Vervolgens werd hij voorganger der Apostolische Gemeente Albury in Engeland. Hij schreef verscheidene werkjes ten gunste van het Irvingisme: De Hoop der Uitredding, of eenige opmerkingen over de tijden van den Anti-christ (1865); Zijn Hand is niet verkort, Een woord des Tijds (1867); De groote verdrukking aanstaande (1868); Een Bladzijde uit de geschiedenis der Kerk van Christus (1869). In 1876 verscheen van zijn hand een anonieme Schriftstudie over Wedergeboorte en Doop, in verband met den eersten en laatsten Adam.

< >