Romuald van Ravenna, een dweepziek Anachoreet, die op vele plaatsen reformatorisch onder de monniken arbeidde, stond in hooge achting bij het volk en bij Otto III. Hij stichtte in 1018 de kluizenaarskolonie Camaldoli (Campus Maldoli), een berg in de Apennijnen bij Arezzo.
In 1072 werd deze kolonie door Petrus Damiani tot een orde gemaakt. Deze beschreef ook het leven van Romuald.
Hij deed onder de Camaldulensers de gewoonte van het geeselen ingang vinden. Het doel van deze orde was, om het monnikenwezen weer terug te voeren tot het oude kluizenaarsleven.
De Camaldulensers woonden in afzonderlijke huisjes. Zij moesten zich van andere monniken onderscheiden door een witte kleeding en door voortdurend opzettelijk zwijgen.
Hun tijd moesten zij doorbrengen met vasten en geeselen. De prior heette major.
Later is deze orde aan andere orden gelijk geworden. Zij verkreeg veel rijkdom, verliet de strenge levenswijze en verviel.
Alle pogingen om te reformeeren leden schipbreuk.