Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Broederzending

betekenis & definitie

of Zending der Broedergemeente. Deze is bijna zoo oud als de vernieuwde Broedergemeente zelve (zie: Broedergemeente).

In 1728 werd door Zinzendorf te Herrnhut de eerste Zendingsschool geopend, en in 1732 werden de eerste heidenboden uitgezonden. In 1731 woonde Zinzendorf te Kopenhagen de kroning bij van Christaan VI, aan wien hij verwant was.

Bij die gelegenheid ontmoette hij een neger van het eiland St Thomas en twee Groenlanders. Dit bracht hem op het denkbeeld, in de Deensche koloniën, waaruit deze heidenen afkomstig waren, het zendingswerk te beginnen.

In 1732 vertrokken Dober en Nitschmann als zendelingen naar West-Indië, en in 1733 Stach en Christiaan David naar Groenland; in 1734 werd op Lapland, de derde der Deensche bezittingen, een zendingspost gevestigd. Weldra ontwikkelde zich een zendingsactie, die haar wedergade in de geschiedenis niet heeft.

In de eerste 25 jaren van haar bestaan, toen zij nauwelijks eenige duizenden leden telde, was de Broedergemeente reeds in 4 werelddeelen, op niet minder dan 28 plaatsen, beginnen te werken. Ofschoon niet elke proefneming gelukte, werd toch de arbeid rijk gezegend.

Toen Zinzendorf in 1760 stierf, waren er 13 hoofdstations, 66 mannelijke en vrouwelijke zendelingen, en 3000 gedoopten; in 1832 waren deze cijfers resp. 42, 214, en 35.000.Het doel van den zendingsarbeid is, op de onderscheidene velden zelfstandige, van de Broedergemeente onafhankelijke gemeenten te organiseeren. In 1912 waren, niet naar ouderdom of geografische ligging, maar naar den graad van ontwikkeling, dien zij in verband met dit doel hebben bereikt, de zendingsvelden in 3 groepen verdeeld: I. die, welke niet tot kerkelijke zelfstandigheid zullen komen: Labrador en Alaska, beide door Eskimo’s bewoond, Australië (arbeid onder de negers), Californië en Nicaragua (arbeid onder de Indianen); II. die, welke na langeren tijd zelfstandig zullen worden: Suriname (arbeid onder de negers), Kaapland (arbeid onder de Hottentotten), en Tibet; III. die, welke spoedig zelfstandigheid zullen kunnen verkrijgen: West-Indië (arbeid onder de negers), Kafferland en Duitsch-Oost-Afrika (arbeid onder de Bantustammen).

Door den wereldoorlog werd aan de zending in Australië (Noord-Queensland) een einde gemaakt. Thans heeft de Broedergemeente nog de zorg voor 134 hoofdstations met 110.000 heiden-christenen, onder welke, met inbegrip van de zendingszusters en van 40 geordende Inlandsche predikers, 220 zendelingen werken, terwijl haar scholen door 25.000 leerlingen worden bezocht. De kosten, die vóór den oorlog anderhalf millioen gulden jaarlijks bedroegen, zijn sinds belangrijk gestegen. Vóór den oorlog dreven de drie „Uniteits-provinciën”: Engeland, Amerika en Duitschland, het zendingswerk gemeenschappelijk, thans heeft ieder dezer „provinciën” de zorg op zich genomen voor een deel der zendingsvelden; Engeland voor Labrador, West-Indië, Himalaya, Demarara, en voormalig Duitsch-Oost-Afrika; Amerika voor Alaska, Californië en Nicaragua; Duitschland voor Zuid-Afrika (O. en W.) en Suriname.

Suriname, de Nederlandsche kolonie, en het meest omvangrijke zendingsgebied, is het eenige gebied, dat nog geheel vanuit Herrnhut wordt bestuurd en bekostigd, zij het ook dat door het Zeister Hulpzendingsgenootschap der Broedergemeente jaarlijks eenige duizenden guldens worden bijgedragen. De zending in Suriname is gescheiden in de oude, onder de gekleurde bevolking, en de nieuwe, onder de boschnegers en Aziatische landverhuizers uit Britsch-Indië en Java. Er zijn 30.000 gedoopten, waarvan de helft in Paramaribo woont. In deze stad zijn 8 gemeenten en kerkgebouwen, voorts verschillende scholen, en ook een theologische kweekschool, waaraan inboorlingen tot predikant worden opgeleid. In de districten zijn 14 gemeenten, en 2 in het Boschland. Ook op maatschappelijk gebied werd veel gedaan, door de opleiding van de jeugd tot allerlei ambachten, de verzorging van weezen en verwaarloosden, en de verpleging van melaatschen. Het Melaatschen-asyl „Bethesda” te Groot-Chatillon (dat door een comité in Nederland en een sub-comité in Paramaribo wordt bestuurd en onderhouden) heeft ten doel, aan de protestantsche lepra-lijders van het staatsgesticht Groot-Chatillon, indien zij dit begeeren, een liefderijke, christelijke verzorging te bieden.

De Broedergemeente heeft in den loop van twee eeuwen millioenen voor Suriname geofferd. Indien Nederland niet krachtiger dan tot nu, dit zendingswerk in zijn kolonie steunt, is het te vreezen, dat het gaandeweg zal moeten worden ingeperkt.

< >