Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Bijbelsche theologie

betekenis & definitie

is soms de naam voor een theologische richting, die er op uit is, de Heilige Schrift tot haar eenige bron en richtsnoer te nemen, en dus zuiver en uitsluitend „bijbelsch” tracht te zijn. Gewoonlijk echter verstaat men onder bijbelsche theologie een onderdeel der theologische wetenschap, en wel dat gedeelte, dat zich bezighoudt met de uiteenzetting van de theologie of leer des Bijbels.

In dezen zin wordt de uitdrukking besproken.De behoefte aan een „bijbelsche theologie” werd niet gevoeld, zoolang de godgeleerdheid zich bewust was van haar overeenstemming met de Heilige Schrift; zoolang de Heilige Schrift beginsel en uitgangspunt was voor de theologie, en de dogmatiek, d.i. de systematische uiteenzetting van de in de kerk geldende leer regelrecht uit de Heilige Schrift werd afgeleid, was een afzonderlijke „bijbelsche theologie” vanzelf overbodig. De reformatoren als Luther, Melanchthon of Calvijn dachten dan ook niet aan een bijbelsche theologie. In kiem ontstond zij door de afzonderlijke verzameling en toelichting der bewijsplaatsen uit de Heilige Schrift, die strekten om de juistheid der dogmatische uitspraken van belijdenis en kerkleer te staven. Zulk een afzonderlijke verzameling van Schriftplaatsen was gemakkelijk en practisch : zij was als het tuighuis waarin de wapenen, dienstig ter verdediging der belijdenis, geordend klaar lagen. Vele van dergelijke verzamelingen werden sedert de tweede helft der 17e eeuw uitgegeven (o.a. Seb.

Schmidt, Collegium biblicum, 1671 en 1689). Hier was de uiteenzetting van den leer-inhoud der Heilige Schrift middel, geen doel. Dit bleef ook het geval, al werd het doel een tegengesteld, toen het rationalisme der 18e eeuw de uiteenzetting van de „leer der Heilige Schrift” ging geven om de waarheid der kerkleer en belijdenis niet te staven, maar te bestrijden (vgl. Teller, Topice sacrae scripturae, 1661, J. S. Semler, Histor. u.

Krib Sammlungen üb. d. sogen. Beweisstellen i. d. Dogmatik, 1795, 1802).

Begrijpelijkerwijze kwamen uit dergelijke verzamelingen de pogingen voort, in zelfstandigen, eigen vorm de verkregen resultaten te zetten naast of tegenover de belijdenis en leer der kerk. Zoo werd de „bijbelsche theologie” geboren als zelfstandig onderdeel der theologische wetenschap. Haar naam, hoewel een enkel maal reeds eerder gebezigd, dankt zij feitelijk aan een redevoering van den Altdorfer hoogleeraar |. Ph. Gabler, Over de rechtmatige onderscheiding der bijbelsche en der dogmatische theologie, 1787.

Zoo werd de scheidingslijn tusschen „bijbelsche theologie” en „dogmatiek” getrokken, en aan de eerste als taak toegewezen een onbevooroordeelde, objectieve uiteenzetting van de bijbelsche begrippen en voorstellingen, met, naar men zeide al het plaatselijk-, tijdelijk- en persoonlijk-beperkte, dat er aan kleefde; voor de dogmatiek bleef dan over de uiteenzetting van de algemeene godsdienstige waarheden als, in dit beperkte en vergankelijke, de onvergankelijke, voor alle tijden geldende kern.

Naast de vraag: „wat leert de Heilige Schrift?” komt reeds voor Gabler de vraag te staan, waarop de dogmatiek het antwoord heeft te geven: „wat is voor ons, voor onzen tijd, het blijvend waarheidsbestanddeel, dat daaruit is af te leiden ?” Met de geboorte-geschiedenis der „bijbelsche theologie”, door sommigen ook wel „bijbelsche dogmatiek” genoemd, hangt haar verdere ontwikkelings-geschiedenis samen, een ontwikkelings-geschiedenis, die, te breed om hier te schetsen (vgl. F. E. Daubanton, Ter Int. tot de Didaktiek des N. V. I Gesch. der beoefening van het leervak, Utrecht 1916), geheel evenwijdig loopt met de historie van de waardeering, die de Heilige Schrift in den loop der laatste 150jaren bij de onderscheiden theologische richtingen heeft gevonden.

Een enkele, die de organische eenheid der Godsopenbaring erkende en handhaafde, behandelde de „leer des Bijbels” in de „bijbelsche theologie” geheel naar het schema der dogmatiek, en vraagde, wat over ieder onderdeel der leer de Heilige Schrift in haar geheel leert.

Doch de meesten beschouwen de „bijbelsche theologie” als een historische wetenschap, en behandelen, in overeenstemming met hun Schriftopvatting, de „leertypen” der onderscheiden bijbelschrijvers afzonderlijk, hetzij in de volgorde waarin zij in den Kanon voorkomen, hetzij in de historische orde, waarin die auteurs hebben geschreven. Zoo kreeg men, terwijl meer en meer het Oude Testament verwaarloosd werd, menige bijbelsche theologie, waarin afzonderlijk de „leer van Jezus” volgens de eerste drie Evangeliën, volgens Johannes, de „Paulinische theologie”, het „leertype” van den brief aan de Hebreën of de brieven van Petrus, enz. werd uiteengezet.

De theologische richting, die het goddelijk gezag der Heilige Schrift ontkent, en haar beschouwt als religieuze literatuur, heeft ten deele den naam „bijbelsche theologie” reeds losgelaten. Vooreerst omdat de Heilige Schrift voor haar geen eenheid is; dan ook, omdat uit de verschillende bijbelboeken geen „theologie”, geen „leer” kan afgeleid worden, daar immers de geschriften der bijbelschrijvers geen theologische verhandelingen zijn, maar uitingen van hun geloofs-voorstellingen, openbaringen van hun religieus gemoed. Vandaar dat bij sommigen instede van den naam „bijbelsche theologie” de benaming godsdienst des bijbels of ook religie der verschillende bijbelschrijvers voorkeur vindt.

< >