Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Bijbelsche filologie

betekenis & definitie

is de naam, waaronder men samenvat de wetenschappen, die zich bezighouden met de taalkundige bearbeiding der Schrift en die daardoor de baan vrij maken voor de uitlegging. Het gaat hier dus om de grammatica of spraakleer en om het lexicon of woordenboek.

Het Oude Testament is geschreven in het Hebreeuwsch en ander Hebreeuwsch hebben we zoo goed als niet. De Hebreeuwsche grammatica en het Hebreeuwsche lexicon kan zich dus vrijwel uitsluitend op het Oude Testament richten.

Heel andere vragen doen zich voor bij het Nieuwe Testament, geschreven in het Grieksch, waarin zooveel litteratuur bestaat. Hier moet allereerst bepaald het karakter van het Grieksch.

Tegenwoordig is men het er algemeen over eens, dat het Nieuwe Testament is geschreven in het gewone Grieksch, zooals het door ieder geschreven werd in het Romeinsche rijk in de eerste eeuw na Christus. Het heeft geen vulgair Grieksch, maar ook geen gekunstelde (Atticistische) taal.

Het woordenboek heeft de beteekenis der woorden te zoeken, waarbij vooral de vraag aan de orde komt: heeft het woord in de Schrift onder den invloed der bijzondere openbaring soms een ietwat gewijzigde beteekenis gekregen, en zoo ja, welke is die beteekenis? Natuurlijk komt dit vooral voor bij zelfstandige naamwoorden en werkwoorden, die rechtstreeks in verband staan met den dienst van God. Zijn zoo door de grammatica de vormen en zinswendingen verklaard en heeft het woordenboek de beteekenis der woorden vastgesteld, dan kan de uitlegging beginnen.

Al zal het soms zeker voorkomen, dat de volle beteekenis van een woord pas na de uitlegging is vast te stellen. Tot de Bijbelsche filologie kan men verder nog rekenen stijlleer, rhetorica enz. die ook bij de grammatica kunnen worden ondergebracht.

Niet behoort er toe de Bijbelsche oudheidkunde, die een eigen plaats heeft en met de uitlegging hand aan hand gaat.

< >