noemt men de kinderen Gods, die in den Bijbel voorkomen, wier leven ons daar meer of minder uitvoerig wordt beschreven. Het gaat niet aan de Bijbelheiligen in elk opzicht als voorbeelden te stellen of te nemen.
Reeds daarom niet, omdat de Schrift ons niet naar menschen, maar naar God en naar Christus leidt. De daden en woorden der Bijbelheiligen zijn volstrekt niet altoos goed.
Ze moeten door ons getoetst worden aan de wet Gods. Blijkt dan, dat ze goed zijn, dan mogen ze worden nagevolgd.
Tenzij dat het gaat om daden of woorden, die een zeer bijzondere plaats innemen in verband met de openbaring Gods.Wij hebben Abraham niet na te volgen, als hij uit zijn land trekt, of als hij zijn zoon gaat offeren. Evenmin de profeten, als ze hun profetieën geven of de apostelen, als ze zendbrieven schrijven. Het leven van de Bijbelheiligen kan ons verder tot troost zijn. We mogen er in opmerken, hoe God de zijnen leidt, de beloften vervult, zegent en genadig is. Alleen zullen we ook hier in het oog houden, dat wij niet op alles mogen rekenen, wat de Bijbelheiligen ontvingen. Ze komen immers in de Schrift niet als gewone personen tot ons, maar juist als Bijbelheiligen, mannen en vrouwen, die God noodig had voor de openbaring van Zijn daden en woorden aan alle volken en alle tijden.