Toen het dispuut in Baden niet het gewenschte gevolg gehad had, verlangden de Reformatorisch gezinden in Zwitserland naar een nieuw dispuut. In 1527 werd door den raad van Bern aan de gezamenlijke eedgenooten en aan de bisschoppen van Constanz, Bazel, Lausanne en Wallis een uitnoodiging gezonden, om deel te nemen aan een dispuut, waar men zoo mogelijk tot eenheid van gevoelen hoopte te komen.
Als maatstaf voor de leer en tegelijk als regel voor het dispuut zou de Bijbel gelden; ieder, die het dispuut bijwoonde, zou vrijgeleide genieten en volle vrijheid van spreken hebben. En wat dan op grond van het goddelijke Woord aangenomen werd, dat zou zonder verdere tegenspraak geldend verklaard worden.
Van Roomsche zijde werd die uitnoodiging ongunstig beoordeeld. De bisschoppen weigerden te komen, de leidslieden Eek, Murner, Cochlaeus schreven er tegen, keizer Karel V ontried deelneming.
Daarentegen verscheen uit Zürich Zwingli met den burgemeester en vele predikanten, uit Bazel Oecolampadius, uit Straatsburg Bucer en Capito e. a. Op 6 Januari 1528 werd de vergadering geopend en op 26 Januari werd zij gesloten.
De stellingen, waarover gedisputeerd zou worden waren de volgende: 1°. De Christelijke kerk, wier eenig hoofd Christus is, is uit het Woord Gods geboren.
Daarbij moet zij blijven en zij mag niet naar de stem van een vreemde luisteren. 2°. De kerk mag geen wetten buiten Gods Woord maken.
Menschelijke wetten binden alleen, als zij in Gods Woord gegrond zijn. 3°.
In Christus is onze eenige wijsheid en gerechtigheid en een andere verdienste tot zaligheid belijden is het zelfde als Christus verloochenen. 4°.
Dat Christus’ lichaam en bloed wezenlijk en lichamelijk in het avondmaal ontvangen wordt, kan uit de Schrift niet bewezen worden. (Bij deze stelling was er verschil tusschen de Lutherschen en de Zwinglianen, in welk verschil de Roomschen zich niet mengden). 5°. De mis als offer voor levenden en dooden is tegen de Heilige Schrift, een lastering van Christus en een gruwel voor God. 6°.
Christus alleen moet als Middelaar en Voorspreker bij den Vader aangeroepen worden. De 7e stelling ging tegen het vagevuur, de 8e tegen de vereering der beelden, de 9e tegen het coelibaat, de 10e tegen de onkuischheid der geestelijken.
Deze laatste stelling werd door allen aangenomen. Aan het einde van het dispuut eischte de predikant van Bern, Haller, dat de regeering des lands de waarheid, in deze stellingen belichaamd, zou verdedigen.
De stellingen werden onderteekend, de mis werd in Bern afgeschaft, de beelden werden verwijderd, en de bisschoppen werden uit hun ambt ontzet. Dit dispuut is van groote beteekenis geweest voor de Zwitsersche Reformatie.
Bern trad als kanton bijna geheel tot de Reformatie toe, en andere kerken volgden, zooals Biel, Bazel, Schaffhausen e. a. Na dit dispuut was de Reformatie in Zwitserland een voldongen feit.