Zoo heet in Matth. 10 : 25 in den Griekschen tekst de naam van Beel-Zebub. Het woord beteekent: „heer van de woning” n.l. van de booze en onreine geesten.
Het kan een onwillekeurige verandering zijn van Beel-zebub (zooals Sichem en Sichar enz.), maar het kan ook een opzettelijke verandering wezen, waardoor aangegeven werd: god van het onreine. Inde latere terminologie is Beel-zebul de naam van den Satan.