Een voornaam Jood, de vriend en geheimschrijver van Jeremia. Spoedig na de plundering van Jeruzalem door Nebukadnezar dicteerde hem de gevangen profeet de goddelijke vermaning tot boete, onder bedreiging van een herhaalden inval der Babyloniërs en geheele verwoesting des rijks (Jer. 36:4).
Eenige maanden later op den buitengewonen vastendag, die een jaar na de inneming der stad voor ’t eerst werd gevierd, moest Baruch deze profetie aan het geheele vergaderde volk voorlezen (36:9 v.). Hij kwam daardoor in levensgevaar, en werd door bijzondere bescherming des Heeren bewaard (v. 26).
Nadat de koning het boek had vernietigd, moest Baruch de profetie andermaal opschrijven, benevens nog veel ernstiger bedreigingen (v. 32).Meermalen gekrenkt en over zijn eigen lot zoowel als dat van zijn volk diep bedroefd, werd Baruch verootmoedigd en tevens opgebeurd door een bijzondere, persoonlijk tot hem gerichte profetie, die hij heeft ingelascht in de andere profetieën van Jeremia (hoofdst. 45). Daarin wordt hem aangetoond, dat in een tijdvak van Goddelijke oordeelen, gelijk zij in de voorafgaande voorspellingen aan de Joden en in de volgende aan de Heidensche volkeren zijn aangekondigd, ook de geloovigen geen goede dagen, eerbewijzen, zichtbare gevolgen van hun pogingen, zegepralen van het Godsrijk mogen verwachten, maar dankbaar moeten zijn, wanneer zij onder veel kruis hun leven en hun ziel redden. Daarna werd Baruch beschuldigd, dat hij Jeremia aanspoorde om zijn bedreigende profetieën uit te spreken 43 : 2); later werd hij met den profeet naar Egypte weggevoerd (43 : 6).