Ex. 14 : 2, 9, Num. 33 : 7, letterlijk „Baal van den Noordenwind”, een streek bij Suez gelegen, wellicht het Ataka-gebergte. Daar lag Hachiroth, het tegenwoordige Kal’at Adschrüd.
Baal-Zefon lag aan de Westzijde van den zeeboezem Suez. Reeds in overoude tijden was hier scheepvaart van de Feniciërs, omdat de Westenwind daar schadelijk was voor de scheepvaart, maar de Noordenwind juist gunstig.
Geen wonder, dat men offerde voor Baal-Zefon, den god van den Noordenwind, en dat een gedeelte land (misschien een hoogte) in die omgeving Baal-Zefon genoemd werd.