Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Aufklärung

betekenis & definitie

(Verstands-verlichting) was volgens Kant het uittreden van den mensch uit zijn door eigen schuld ontstane onmondigheid. Haar leuze was: durf denken.

Voltaire noemde den tijdkring der Aufklärung (18de eeuw) „de eeuw der rede”. Niets mocht den menschelijken geest meer kluisteren noch slaafsch maken; op alle gebied moest er komen een zich losweeken van de knellende banden van theologie, opvoeding en traditie, een komen tot zelfstandigheid.

De Aufklärung wortelde in de Renaissance en was een wrange vrucht van het rationalisme (Cartesius) en het empirisme (Bacon). Haar vaderland is Engeland, waar het Deïsme den toon aangaf.

Inzonderheid Locke (✝ 1704) heeft reeds alle Aufklarungs-ideeën uitgesproken. De bovennatuurlijke openbaring was een leer, welke voor de vierschaar van de rede haar geloofsbrief moest laten onderzoeken.

Dit Engelsch Deïsme leidde consekwent naar het scepticisme (het twijfelen aan het kennen der waarheid). Van Engeland werden deze ideeën overgeplant naar Frankrijk, vooral onder de leiding van Voltaire.

De leer der kerk werd bestreden, zij zelve voor een eerlooze uitgekreten. Toch was Voltaire nog deïst.

Mannen als Cordillac, De la Mettrie en de Fransche Encyclopaedisten ontaardden echter tot de grofste materialisten.

Na 1760 kwam de Aufklärung ook in Duitschland op en werd ook hier het klaar verstandelijke de maatstaf van het ware.

Hier begunstigde Frederik II, koning van Pruisen, de ideeën der Aufklärung. In Holland vonden het Engelsche deïsme, het Fransche ongeloof en het Duitsche rationalisme een vruchtbaren bodem en dweepte men weldra met de „verlichting”.

De Aufklärung deed zich schier op elk levensterrein gelden. Een nieuwe natuurwetenschap (Kepler, Newton, en anderen) deed haar intocht.

Wolff (✝ 1754), de schepper van de wijsgeerige vaktaal voor Duitschland, systematiseerde Leibnitz. Op paedagogisch terrein brachten de filantropijnen (Basedow, Pestalozzi) Rousseau’s idealen (grootendeels aan Locke ontleend) in practijk: het vormen der kinderen tot beschaafde, zedelijke, wereldwijze menschen.

De staathuishoudkundige Adam Smith, echt kind der Aufklärung, proclameerde de vrije ontwikkeling van den enkelen mensch. Op zielkundig terrein voerde Tetens de bekende indeeling: kennen, begeeren en gevoelen in.

Op het gebied der literatuur ging Lessing (✝ 1781) voor en volgden Herder (de gevoels-theoloog), Goethe en Schiller, j. J.

Semler (✝ 1791) legde door zijn aanval op de echtheid van sommige Bijbelboeken den grond voor den platten rede-godsdienst.

Vooral de kerk plukte de bittere vruchten der Aufklärung.

De belijdenissen kwamen in verachting en de Heilige Schrift werd van haar gezaghebbend karakter beroofd. Door de kille omhelzing van het rationalisme ging de kerk allerwegen den dood der verstijving in.

Alle bijzondere openbaring en genade werden verworpen. Niet wedergeboorte, maar ontwikkeling, zedelijke verbetering, verlichting en beschaving werden de wachtwoorden van dezen droeven tijd.

Alleen de begrippen: God, deugd en onsterfelijkheid deden nog opgeld. Zelfs de Roomsche kerk onderging den verderfelijken invloed der Aufklärung.Deze beweging werd wijsgeerig overwonnen door den grooten filosoof Immanuel Kant en literair door ’t opkomen der romantiek. Religieus door den leven-wekkenden adem des Heiligen Geestes.

< >