Nederlandsch wijsgeer, gestorven 1669 te Leiden. Zijn filosofisch standpunt, dat occasionalisme wordt genoemd, is in sterke mate beïnvloed door Descartes.
Een van de voornaamste gedachten van dezen Franschen filosoof was de dualiteit der eindige substanties. Er zijn slechts twee substanties, geest en materie, die niets met elkander te maken hebben en niet op elkander kunnen inwerken.
Deze metafysische gedachte toegepast in de anthropologie beteekent: lichaam en ziel vormen als het ware twee geheel gescheiden sferen en hebben geen relatie met elkaar.Bij deze Cartesiaansche gedachte sluit Geulinx zich aan. Volgens hem moeten we bij de erkentenis van de dualiteit van lichaam en ziel niet uit het oog verliezen, dat er in de werkzaamheden een zekere analogie of overeenkomst is. Deze overeenkomst wordt beschikt door God. Wanneer door trillingen van de lucht de gehoorzenuwen geprikkeld worden, beschikt God, dat op hetzelfde oogenblik in den menschelijken geest een geluidgewaarwording ontstaat. Wanneer de mensch in zijn geest tot een wilsbesluit komt, beschikt God, dat op hetzelfde oogenblik het lichaam zich in beweging zet en de handelingen verricht, die door den geest worden gewild. Bij de waarneming is dus de zenuwprikkel geen oorzaak van de gewaarwording, geen causa efficiens, maar slechts aanleiding, causa occasionalis.
De wilsimpuls is geen oorzaak van de beweging des lichaams, maar de aanleiding. God is zoo te zeggen het medium, dat gelijktijdigheid van werkingen in twee volstrekt gescheiden sferen veroorzaakt. Op hetzelfde oogenblik, occasione, dat de geest een werking verricht, zorgt God er voor, dat in het lichaam een daarmede overeenstemmende handeling wordt uitgevoerd.