In 1846 te Shirehampton in Engeland geboren, heeft nooit vergeten, dat zijn wieg in een pastorie stond. Sinds zijn optreden als hoogleeraar in de Assyriologie aan de universiteit te Oxford, heeft hij steeds bij zijn Semitische studiën, hetzij deze zich richtten op de filologie of op de archeologie, een open oog gehad voor het groote belang, dat deze konden hebben voor de juistere kennis der Heilige Schrift.
Geen wonder, dat hij al spoedig in botsing kwam met de Wellhausiaansche school, wier schitterendste en bekwaamste bestrijder hij geworden is. Daarvan getuigen behalve vele tijdschriftartikelen ook zijn Races of the O.
T. (1891), Higher Criticism and the verdict of the Monuments (1894), Patriarchal Palestine (1895; in het Nederlandsch vertaald als: Het Palestina der aartsvaders) en Israël and the surrounding Nations (1898).Veel heeft hij gearbeid voor de ontcijfering van het Hetitisch probleem. Hij was de eerste, die reeds in 1880 sprak van het bestaan van een groot Hetitisch rijk, dat zich moet hebben uitgestrekt van Kades tot Smyrna. Nog steeds zijn van gewicht zijn Monuments of the Hittites (1881) en The Hittites (1889).
Op het gebied der Assyriologie gaf hij behalve zijn Assyrian Grammar for comparative purposes (1872) o.a. zijn Hibbert Lectures on Babylonian Religion (1887), Babylonians and Assyrians (1900) en zijn Archaeology of the cuneiform inscriptions (1907).
Nog steeds neemt hij deel aan het wetenschappelijke leven onzer dagen, hoofdzakelijk wonend in Kaïro.