is elke beschouwing der wereld, die den mensch als het middelpunt van alle dingen waardeert, zoodat de mensch wordt beschouwd als het doel der wereld, alsof om zijnentwil alles geschiedt. Deze antropocentrische beschouwing hangt nauw samen met de geocentrische, die de aarde plaatst in het middelpunt van het heelal, althans haar waardeert als is zij uit geestelijk oogpunt het centrum van het heelal.
Het ligt voor de hand, dat de vroegere wereldbeschouwingen alle min of meer anthropocentrisch van karakter waren. Eerst met de opkomst van de moderne wetenschap kwam daarin wijziging.
Zij ontsloot voor het 'menschelijke bewustzijn zoowel de wereld van het oneindig groote als die van het oneindig kleine. De moderne techniek wapende het oog van den onderzoeker met de ver dragende kijkers, die in staat stelden de hemelen te doorvorschen, de fysica ontsloot nieuwe wegen om ons zelfs over de materieele bestaanswijze der hemellichamen in te lichten en verrijkte dus onze kennis van de andere hemellichamen op vroeger ongekende wijze.
Het ligt voor de hand, dat daardoor de aarde langzaam maar zeker van het centrum van het heelal, dat zij naar oudere voorstellingen was, moest worden tot één der vele hemellichamen en onder deze zelfs tot één der kleinste. En dat met deze nieuwe waafdeering ook de voorstelling, alsof alles om en voor de aarde was en doelde op de aarde, in het gedrang raakte, ligt voor de hand.
Het wereldbeeld veranderde langzaam maar zeker onder den invloed der voortschrijdende wetenschap en daarmede verkreeg ook de mensch een andere plaats in het wereldgeheel. Was de aarde niet langer het middelpunt van het heelal, dan kan ook de mensch niet langer het middelpunt blijven van al wat is.
Hij werd naar de waardeering der wetenschap klein en nietig en alles was niet langer om zijnentwil, ook al bleef hij krachtens zijn rede en om zijn rede een wezen, dat alle andere schepselen op deze aarde overtrof. Uit dat oogpunt gezien blijft hij dus wel een zeer groote, zij het dan ook niet meer een centrale plaats innemen.Afgezien van het wereldbeeld, dat de Heilige Schrift ons geeft, verschijnt toch in haar de gansche schepping, de zienlijke en onzienlijke wereld, niet als anthropocentrisch, maar als theocentrisch, naar het woord des apostels: uit Hem, door Hem en tot Hem zijn alle dingen.