of Hannas, door Josefus Ananos genoemd, was van 6—15 n. Chr. hoogepriester.
Bij het begin van de regeering van Tiberius moest hij als hoogepriester aftreden. In Luc. 3 : 2 wordt hij met zijn schoonzoon Kajafas, die zijn vierde opvolger was, nog hoogepriester genoemd.
Dat geschiedt in dien tekst evenals in Hand. 4 : 6 daarom, dat hij vroeger de hoogepriesterlijke waardigheid bekleedde. Afgetreden hoogepriesters hadden in Israël destijds zeer grooten invloed.
Het verhoor van Jezus (Joh. 18 : 19) schijnt een persoonlijk verhoor geweest te zijn. Later hebben nog vijf zonen de hoogepriesterlijke waardigheid bekleed (Eleazar, Jonathan, Theofilus, Matthias, Annas).
De geheele familie behoorde tot de partij der Sadduceeën (Hand. 5 : 17). Onder den laatsten nakomeling Annas werd omstreeks 62 n.
Chr. Jacobus, de broeder des Heeren, gedood.
