Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Angst

betekenis & definitie

is die toestand des menschen, waarin zijn ziel in haar middelpunt, haar orgaan, d. i. in het hart als door een zwaren last wordt geperst en als ’t ware het stikken nabij wordt gebracht.

Wat den mensch angst en benauwdheid veroorzaakt, kan een lichamelijk lijden zijn, als de stremming van den bloedsomloop; of een uitwendige benauwdheid, vervolging door vijanden, dreigend gevaar, ook de voorstelling van een slechts ingebeeld kwaad; of het is de beklemming der ziel, veroorzaakt door het gevoel van den last der zonde en den daardoor verdienden Goddelijken toorn. De laatste kan doods- en helleangst worden, gelijk ook verdrukking en benauwdheid (angst) door Paulus (Rom. 2 : 9), als de voortdurende toestand der zielen wordt aangeduid, die het kwade werken. De banden der hel en de strikken des doods omklemmen een ziel, die door God aan het verdiende oordeel harer zonden wordt overgegeven. Ook de angsten der barende vrouw, de geboorteweeën worden met banden vergeleken, die, bijaldien zij niet worden losgemaakt, zoodat een ontbinding volgt, den dood na zich sleepen.

De angsten van een hart en geweten, dat in strijd en boete om genade worstelt, zijn inderdaad te vergelijken met de smarten des doods en der geboorte; de oude mensch der zonde moet den dood ondergaan en de nieuwe mensch der genade moet zich onder angst en benauwdheid tot het leven doorworstelen.

Onze Borg en Middelaar Jezus heeft ook zieleangst doorstaan, omdat de toorn Gods om onzentwil op Hem kwam. Dat zien wij in Gethsemané, waar hem angstzweet werd af geperst, toen al de zwaarte des lijdens zijn ziel bestormde, en aan het kruis, toen Hij werkelijk door zijn dood den dood overwon.

Als hoofdmiddel om den angst te overwinnen, geeft ons David op: „Als mij bange is, roep ik den Heer aan” (Ps. 18 : 7), en als voornaamsten troost: „Als mijn geest in mij overstelpt was, zoo hebt Gij mijn pad gekend.” En Jezus zegt tot zijn discipelen : „In de wereld zult gij verdrukking hebben, maar hebt goeden moed, ik heb de wereld overwonnen.” Bij de geloovigen kan de angst een voorbijgaande overgangstoestand zijn, waaruit zij weder in de ruimte komen, terwijl de ongeloovigen, wanneer zij ook tijdens hun leven nooit verdrukking en angst hebben ondervonden, door den dood in een toestand van aanhoudenden angst en voortdurende droefenis verplaatst worden, wijl Gods toorn op hun zielen blijft rusten.

< >