In Pruisen is in het begin van de vorige eeuw een agenda-strijd gevoerd, welke in zeer nauw verband stond met den strijd over de Pruisische Unie. In 1814 was een commissie benoemd, om de liturgie vast te stellen voor de kerk.
Het ontwerp werd in 1816, omdat koning Friedrich Wilhelm III er zeer mee sympathiseerde, in de garnizoenskerk en in de hofkerk ingevoerd. In 1821 geschiedde dit ook in het leger, maar toen waren enkele veranderingen aangebracht.
De vraag, welke minister Altenstein in naam des konings richtte tot alle consistoriën, of deze namelijk met de agenda instemming betuigden, werd door slechts enkele beantwoord. Toen liet de koning zijn recht als landsvorst gelden, en zei, dat hij de agenda alzoo wilde (1822).
Daarna brak de strijd los. Sommigen zooals Augusti, Ammon, Marheineke verdedigden de daad des konings, maar de beroemde theoloog Schleiermacher veroordeelde haar, omdat de gemeenten er niet in gekend waren.
Niet een van de kerkelijke partijen was met de agenda tevreden. De Rationalisten waren er tegen, omdat de inhoud te behoudend was, de Piëtisten waren tegen alle beschreven vormen, de Lutherschen waren tegen de beschouwing van het Avondmaal en de Gereformeerden waren weder tegen de vele Luthersche ideeën, welke erin gevonden werden.
Sinds 1827 trachtte de commissie de vele bezwaren op te heffen en daardoor zag in 1829 een agenda het licht, welke enkele tegenstanders, o. a. Schleiermacher, met haar verzoende.
Nu werd de agenda dan ook in de Oostelijke provinciën ingevoerd, maar de strijd werd daardoor zeer hevig. Er kwam zelfs een afscheiding onder den predikant Scheibel e. a. tot stand.