Dat wil zeggen, het oude nieuw gemaakt en vernieuwt, of daar van wat nieuws geflikt. Zo maakt men van oude schoenen nieuwe sloffen, en Jaap de melkboer maakte van een oude halve schuit een nieuwe heele beste kamer.
Dat geschied heden van veele boekschryvers, al zyn zy niet vry in ’t schoelappers gilde, en dus beunhaazen. Zegt men dat ook van deze spreekwoorden? Ik beken, niet een der zelve is myn eigen maakzel. Alle zyn ze ontleent van ’t voorleden of tegenwoordig gebruik. Men vind daar onder mede oude sleetjes, die hier en daar uit eenen rommelhoek opgeschommelt zyn: maar men ziet ze op een gantsch nieuwen leest geslagen, waar van ik geen model noch mode voor my had.
Dus is ook dit oudmaaknieuw. ’t Gaat wel, als men voor een ouden pot een nieuwen kan koopen.