Beeren hebben van buiten eene zeer hairige huid, maar die is aan de binnenzyde glad. Dit past men boertig toe op menschen, die van buiten wel effen vel hebben, maar daar de ruwe beerenhuid van binnen is.
Hier toe behoort, tieren en beeren: dat is, door luidruchtig geraas en geweld zich aanstellen als een woest dier, en ongestuimige beer. Doch hier toe behoort niet, ’t Is een vuile beer. Een beer is in dit spreekwoord het mannetje der verkens. Gelyk men dan van een morssig wyf zegt, ’t Is een vuil verken, of zog, zo is een morssige vent een vuile beer.
Maar beersteker is bernsteker. Dus zoude ook de Hoogduitsche smaadnaam bernhuter konnen betekenen verkenshoeder, dat een der verachtelykste bedryven is. Anders neemt men dat voor beerenhuider, die op de ruwe beerenhuid ligt.