Dit is ontleent van de ruime en losse klederen der aalouden, die met een gordel om ’t lijf besloten wierden. Ongegord te zyn, wierd voor een teken van ongebondenheid, en loshoofdige dertelheid gehouden.
Zo zeiden de Latijnen, Vita dissoluta, en dissolutis moribus esse. De broeder van deze is een loskop, en slotverloren.