De zin is, menschen van weinig woorden, zyn niet licht uit te halen, en weten hunne geheimen te verbergen; daar een luidruchtige straks zynen geest uitlaat. Al zeggen zy niet veel, zy denken niet te minder.
Vergelyk Spreuken 20: 5, en 29: 11. Hier van wist Prins Willem I. zich wonder wel te bedienen, en wierd daar van Willem de Zwyger genoemt. Niet onaardig word daar op dus gespeelt: Tacitus is een goedhistorieschryver. Op zulke zwygers past: Men zou ’t’er met geen nyptangen uithalen. Hierom is ook een spreekwoord: Men kent niemant recht, om hem te vertrouwen, of men moet’er een zak zouts mede gegeten hebben. Hier op past ook:'t Staatyder niet voor zyn voorhoofd geschreven; en ’t is gewis Voor alle mans deur staat geen bebied.